Nadenken over indianen en eer

“Nee, ik ga Mia niet spelen, nee.”

Een staalfabriek naar de kloten. In die van ons aan het kanaal werken er 6.000 mensen. Ik herhaal: mensen. Appartementen, huizen, wijken, een kunstschool, het theater van Marioepol. Na Sarajevo en Aleppo alweer humanitair leed gebracht als in een televisieserie. Ik herhaal: humanitair. Iets met mensen. Ik herhaal: mensen.

Wat voor een eer vindt een leider, een natie, een volk, in dergelijke ‘prestaties’? Ik loop er al 25 dagen niet goed van, zo lang is die ‘strijd om eer’ al bezig. Druk op de knop en honderdduizenden levens naar de zak. Het was Vic van de De Koperen Leeuw die me attendeerde op het belang van theater. Die Koperen Leeuw kan je percipiëren als een aftands zaaltje waar men de hoogdagen van de afgebroken De Gouden Leeuw tracht te rekken.

Je kan De Koperen Leeuw ook gewoon ‘de ziel en het geweten van Eeklo’ noemen. Die houten theaterstoeltjes, die bar, dat vele vrijwilligerswerk, die goesting die er aan de muren kleeft. De Gouden Leeuw is destijds niet gebombardeerd, maar de mensen die hem hebben afgebroken weten ook niet veel van eer en hoe eer te behalen voor het nageslacht. Ze dachten alleen aan geld. Op dat vlak zijn ze maar een hesp beter dan die psychopaat die zich ergens in een kasteel tussen Sint-Petersburg en Moskou schuil houdt en met een handvol ‘vrienden’ de hele wereld terroriseert. Breek niet af. Bouw op.

Vul de klak

Daar, op die veredelde bierbakken van een Eekloos goestendoenderstheater om trots op te zijn, kon ik even wegdromen bij de verhalen van Goes & Goes over mensen. Ik herhaal: mensen. Ook niet allemaal koek en ei, wat Michel Goessens daar ten berde brengt: beffen en hoereren op de biljarttafel van een marginaal café, indiaantje spelen in de bossen met een echtgenote thuis in de diepvries in zakjes van een kilo, snoepen en sigaretten stelen bij een arme man met schurft, scheidingen die faliekant aflopen, vrouwen die hun man mollen en dan bij Vermassen gaan aankloppen, de verpleger die de euthanasie te veel pleegde. De meeste van die liedjes en zelfs zijn grapjes er tussen heb ik al vele malen mogen aanhoren. En telkens opnieuw lig ik dubbel van het lachen. Omdat het écht is. Over mensen gaat. Ik herhaal: mensen. Er zaten er zelfs in de zaal, van die mensen uit zijn verhalen.

Voor mij was dit niet nieuw. Ik weet al sinds mijn 16de wat voor een talent Michel Goessens is. Hij is misschien wel de reden waarom ik zelf liedjes tracht te brouwen. De Heer moet zijn getal hebben. Wat wel telkens nieuw is: de uitvoering. Ook daar is hij een meester in. Inspelen op de omstandigheden. Een licht beschonken Marie-Jeanne die plots op het podium staat om de klak te vullen. Of dat ene zinnetje als antwoord op een evidente vraag in de zaal: “Nee, ik ga Mia niet spelen, nee.”

Onder de wapens roepen

Maar genoeg over Goes 1. Zal ik het nog even over Goes 2 hebben? Als ik in een band speel, ben ik een bijna bezeten bewaker van de song, de ziel van de song. Iedereen, van drummer tot violist en klarinettenspeler,  mag prutsen en experimenteren zoveel hij wil, maar de song moet er baat bij hebben. Het lied moet vooruit. Het verhaal moet verteld worden. Breek niet af. Bouw op. Natan Goessens kan dat als geen ander. Hij schittert in de ogenschijnlijke eenvoud waarmee hij, als drummer (en dat is niet evident), de songs van zijn ouwe heer nog eens opwaardeert tot pareltjes die binnen driehonderd jaar in het Goestenmuseum in Sleidinge te horen zullen zijn. En hij, Natan, zal er als ‘Pieter Brueghel de Jongere’ beschouwd worden. Het genie.

Natan prutst niet. Nooit. Alles klopt. Zelfs in volle improvisatie voegt hij met dodelijke precisie de juiste toets toe aan het lied en het concert. Ik verkoop als Faust mijn ziel voor één moment op het podium met zo’n muzikant! Een jonge gast, zeggen wij dan. Hij toert met een Amerikaanse blueslegende die al gauw had gezien wat in Natan schuilt. In Oekraïne en Rusland zouden ze zo’n jongen onder de wapens roepen. Een mens met grandioos veel talent zou er moeten sneuvelen in een zinloze oorlog zonder eer, voor de indianenspelletjes van een crapuul met te veel macht. Ik bid tegenwoordig elke dag dat de mens het uiteindelijk haalt van de grootheidswaanzin. En zingen gaan we blijven doen, Goes en Goes. De ene op zijn drum, de andere op zijn luit en, wie weet, nog een andere op zijn fluit. Oma Betty en opa Fernand zagen dat het schoon was.