Nadenken over klasgenoten en mensen op de vlucht

Klasgenoot Khoï: “De boot was niet zeewaardig maar we waren op zoek naar een beter bestaan”

Hij is een klasgenoot. Klasgenoten blijven klasgenoten, zo is dat. Hij is de klasgenoot die bij iedereen in het geheugen is blijven plakken. Khoi Vo Tung. We stonden ons als kleine schooljongens op de koer te vergapen aan de eerste Vietnamees in de geschiedenis van Sleidinge. Begin oktober 1979. En geen idee wat deze jongen al allemaal had meegemaakt op dat moment. Onze klasgenoot. Zijn antwoorden.

Khoï Vo woont in Perth, Australië. Hij is 51 jaar en dus een viertal jaar ouder dan ‘ons’, de klas geboortejaar 1969 in gemeenteschool van Sleidinge. Khoï is een succesvol zakenman en leidt zo’n honderd ondernemingen daar aan de andere kant van de wereldbol. Naar ik begrepen heb: nagelstudio’s en reparatiecentra voor smartphones. Een druk bezet man. Hij opent zijn hart in vier geluidstapes die ik mijn leven lang zal koesteren. “Ik ga je vragenlijst een beetje dooreengooien want ik wil mijn verhaal graag chronologisch vertellen”, gaat Khoï van start.

Vietnam

Dus we gaan terug naar 1965. “Ik werd geboren in een welstellend gezin in Zuid-Vietnam.  Mijn vader was een belangrijke officier in het Zuid-Vietnamese leger en een bondgenoot van de Amerikanen tijdens de oorlog met het Noorden. Wij woonden in de stad Saïgon en stelden het eigenlijk wel heel goed, ondanks de oorlog. In 1973 verlaat het Amerikaanse leger Vietnam en zal het Zuid-Vietnamese leger nog twee jaar alleen vechten tegen het communistische Noord-Vietnam. Bij de val van Saïgon in 1975 kwam mijn familie op de zwarte lijst te staan, wordt mijn vader opgepakt en in een concentratiekamp opgesloten. Hij kreeg de hoogste straf: 12 jaar. Mijn moeder en wij, de 13 kinderen, kwamen op het platteland terecht in heel armoedige omstandigheden. Wij waren stadsmensen, een gerespecteerde en welopgevoede familie en nu werden wij in één keer arme boeren. Wij wisten ook niet hoe we dat moesten doen, boer zijn en voor ons eigen eten zorgen. Ik heb daar leren planten en dieren eten.  Je houdt het niet voor mogelijk: muizen, hagedissen, bladeren, grassen,… Allemaal om in leven te blijven.”

Op de vlucht

Het leven op het Vietnamese platteland was voor de familie onhoudbaar geworden en het enige wat nog kon, was op de vlucht slaan. Samenblijven was onmogelijk en Khoï kreeg in 1975 als tienjarige knaap een opdracht, een missie: we slaan allemaal op de vlucht en als die nachtmerrie eenmaal voorbij is, zie we elkaar opnieuw en verenigen we de familie. Voor Khoï wordt dit zijn levensopdracht. “Ik heb mezelf toen inderdaad op een gammel bootje binnengesmokkeld en, zonder schrik, ben ik meegegaan op zee. Helemaal alleen. Die boot was voor vluchtelingen klaar gemaakt. Ik wist dat en ik ben stiekem aan boord gegaan. Die boot was zeker niet zeewaardig, maar we waren allemaal mensen in een uitzichtloze situatie die op zoek waren naar een beter bestaan. Wanneer je hopeloos bent, doe je van alles. Ongelofelijke dingen. In onze situatie ga je dan op die boot en op zee en…” Even stilte. Hij lacht even. “Wij dachten dat wij de zee konden trotseren, hé. Veroveren eigenlijk. Ik had geen schrik. Ik had geen enkele schrik. Kleine sprankeltjes hoop. Dat wel. Er was geen andere manier dan op die boot te springen. Daarna heb ik vernomen: 50% van de vluchtelingen heeft het nooit gehaald. We hebben piraten gezien, we hebben miserie meegemaakt, ik heb de ergste misdaden zien plegen…” Hij stopt even met praten. “Op één of andere manier was ik daar op dat moment immuun voor. Dat was ik niet, daar op die boot. Ik had geen schrik.” Hij accentueert het. “Het was alsof dat dit een deel was van de prijs die ik moest betalen om mijn levensopdracht te vervullen. Gelukkig was de zee kalm. Ik werd niet zeeziek maar velen van ons wel.” En dit bootje bracht Khoï naar een eiland voor Maleisië, Pulau Bidong. Een vluchtelingeneiland. Een blik op de kaart leert me dat dit over een vaarafstand tussen de 500 en de 1000 km moet gegaan zijn. Ter vergelijking: dat is een tocht op zee van Oostende naar Schotland! Khoi spreekt van drie dagen op zee. En de laatste dag was de diesel op.

België

“We werden daar op dat eiland gegooid met 20.000 mensen”, vertelt Khoï. “Daar was echt niks. Geen huizen, geen water, geen elektriciteit, niks. En daar werd ook niks voor ons gedaan. Een grote vuilnisbelt. Wel beter dan in Vietnam, want we waren er wel vrij. Niet te beschrijven met woorden van menselijkheid wat ik daar allemaal gezien heb.” Hij zet hoorbaar een punt achter dit onderwerp.

“Zo, ik ben uiteindelijk in de zomer van 1979 in België beland. Via Caritas Catholica konden alle kinderen onder de 16 jaar zonder ouders, het eiland direct als weeskind verlaten en zo werden we naar België overgebracht. Tijdens die zomer ben ik naar een school in Berlare gebracht waar we een tijd verbleven en waar onze pleegouders zouden toegewezen worden door de organisatie. En in oktober ben ik dan in Sleidinge terecht gekomen. De lagere school was pas begonnen. Ik ben in de Rerum Novarumlaan gaan wonen bij de familie De Wever. Bij Roger en Jenny. En de kinderen Maria, Linda, Patrick en Nathalie.

En daar ben ik dan toegekomen. Ik was blij dat ik een familie had waar ik opgevangen werd. Zo, daar ben ik gebleven. En dan ben ik ook op school geïntroduceerd. Ik herinner het mij nog: de eerste dag kwam ik binnen met meester Etienne Van De Velde en voor mij was dat een heel stijve en formele gelegenheid. Met zijn brilleke.” Khoi lacht. “Ik mag daar eigenlijk niet mee lachen. Later heeft hij mij met mijn taal heel veel geholpen en hij was een heel gecultiveerde en vriendelijke man.”

Sleins klappen

“Meester Etienne Van De Velde heeft me in de klas gebracht. Eerst zat ik bij meester Luc De Baets, die in het Akkerken achter het Jeugdhuis woonde. Maar ik ben al heel vlug terecht gekomen in de klas van Ghislain Van Daele. De leerstof was te gemakkelijk voor mij. Ik vond het beter daar bij ‘Gust’ omdat de wiskunde het enige was dat ik uit de school in Vietnam had onthouden en wiskunde kon ik heel gemakkelijk volgen.”

Juist. Zo herinner ik mij heel precies het moment dat Khoi de eerste persoon in mijn leven was die het toverwoord ‘pi’ (3,14…) voor de berekening van de oppervlakte en de omtrek van een cirkel uitsprak. Meester Ghislain, Gust dus voor de vrienden, stelde de vraag nog maar of Khoi lanceerde het woordje ‘pi’ door de klasruimte. We zaten allemaal stomverbaasd te kijken. Van die dag af wisten we allemaal dat Khoi een slimme, pientere gast was die we niet mochten onderschatten. Zijn naam was gemaakt. Een magisch moment waaraan ik later nog veel terug gedacht heb.

“Op dat moment sprak ik geen woord Nederlands en dat heb ik dan van jullie allemaal geleerd. En Sleins natuurlijk. Thuis spraken we ABN, Algemeen Beschaafd Nederlands. Ik begrijp dat dit nu Algemeen Nederlands heet, niet? En op school was dat Sleins, hé? Ik versta Sleins, geen enkel probleem. Maar om het te spreken …” Hij lacht luid. “Als ge met mij wil ‘klappen’ in ’t Slèjns dan moet je mij twee weken geven.”

Vastberaden

“En wat vond ik er nu van? Ik vond het allemaal nieuw en ongelofelijk. Maar het kon me eigenlijk niet veel schelen. Je moet begrijpen, ik was zoals een computer geprogrammeerd.” Hij herhaalt dit drie keer.

“Ik had een opdracht, een missie om mijn familie opnieuw samen te brengen. Ik was daar… tijdelijk, in Sleidinge. Er bestond voor mij niets anders dan de opdracht van mijn moeder die had gezegd dat wij als familie opnieuw moesten samen komen. “Hou u gedeisd. Wacht totdat wij komen en dan gaan wij opnieuw één familie worden.” Begrijp je? Dan kan het je niet schelen waar je zit, toch? Of je nu rijk of arm bent of in een concentratiekamp terecht komt. Het kan je niet schelen. Ik was heel…”

Het valt stil. Khoi zoekt een woord. “Determined,” probeert hij in het Engels. “Allez, hoe zeg je dit nu in het Nederlands?” Even stilte. “Vastberaden.” Gelach. “Dank u wel, meester Van De Velde en al de leraren Nederlands. Vastberaden, dat was ik.” Blij als een kind omdat hij het sleutelwoord vindt.

Oorlogskind in een pleeggezin

“De school was de enige ontsnapping voor mij. De school was de enige plaats waar ik mezelf kon zijn. Thuis had ik heel veel problemen. Die problemen moeten eigenlijk niet op iemand geschoven worden. Het probleem was begonnen in 1975, bij de val van Saigon. Ik denk dat iedereen die kinderen op de vlucht herbergt, diezelfde problemen ziet verschijnen. Psychologische problemen.” Hij zucht heel diep. “Wij waren getraumatiseerd. Zo getraumatiseerd dat wij niet normaal konden zijn. Wij waren kinderen, maar ik had de missie van een volwassene. En ik moest leven als een kind. Conflicten waren er altijd en jullie kunnen mij nog herinneren; ik was heel vastberaden. Alles en iedereen die in mijn opdracht paste, had ik nodig om mijn opdracht uit te voeren. Mijn vastberadenheid was grenzeloos. Soms voelde ik mij heel uitgesloten van de levensstijl van de mensen van dezelfde leeftijd. Jullie konden mij ook moeilijk begrijpen. Ik was heel gesloten, hé? Ik heb een opdracht en ik zie jullie spelen, een mengelmoes bij elkaar: verjaardagsfeestjes, liefkes, uitgaan, boeken lezen, Platoon gaan bekijken (lacht). Voor mij allemaal miserie, hé? Ik kon daar niet aan toegeven omdat het voor mij om een opdracht ging.” Hij valt even stil. “Dus 1979 en ik ben daar dan gebleven en ik had problemen met de familie. Maar ik ga dat dus niet op de familie De Wever steken. Het probleem was 1975 en iedereen die een oorlogskind in huis haalt, heeft problemen. Zelfs psychologen en psychiaters hebben daar problemen mee. Normale mensen kunnen dat niet begrijpen. De familie De Wever heeft dat eigenlijk heel goed gedaan. Ze hebben mij voedsel gegeven, ze hebben mij liefde gegeven, ze hebben me alles gegeven wat ze hadden. En misschien meer. Geduld. Maar ja, dat was niet wat ik wilde. Wat ik wilde was vrijheid en mijn familie. Dat begrepen ze niet. Maar ik heb nooit gezegd ‘hoe kunnen ze dat niet begrijpen?’.” Ook achter dit onderwerp wordt hoorbaar een punt gezet. Ik hoor een zucht, een traan.

De schoonste plaats van Vlaanderen

“De school was prachtig. Ik kan mij iedere dag van de schooldagen herinneren. In 1979, je moet dat eens opzoeken op Google, was er hevige sneeuw. Een harde winter in Vlaanderen. Ik deed niets anders dan door het venster daarnaar zitten kijken. Ik leerde elke dag nieuwe woordjes, ik vond het plezant om in de klas te zitten, om de kinderen te zien lachen, om met de knikkers te spelen.”

Khoi had een hele speciale techniek ontwikkeld om met knikkers te schieten. Hij gebruikte zijn vinger als katapult. Wat ik ook van hem leerde, was water spuiten met de beide handen op elkaar in het zwembad. En ook: applaudisseren met de handen als een kommetje gevouwen voor je mond als klankkamer. Ik doe dat soms nog als ik naar een voorstelling ga en dan zitten mensen raar te kijken want dat gaat heel luid. Dan voel ik me een echte Vietnamese deugniet uit Sleidinge.

“Voetballen. Van alles. Ik vond het ongelofelijk. Ik vond iedereen plezant. Ik vond iedereen zo vriendelijk. En dat was… echt. Er zijn altijd kleine dinges, wat jongens doen. Vrienden mogen wel eens kijven maar moeten vrienden blijven. Al bij al, terug blikkend, de lagere school was voor mij alleszins een zachte landing. Een zalf aan mijn wonde. Een prachtige herinnering. Het bewijs? Na zoveel jaren ben ik nog steeds nen Slèjnsen. Een ex-Slèjnsen mag je me noemen. Ik ben daar behoorlijk fier op. Overal waar ik kom in de wereld zal ik antwoorden op de vraag waar ik vandaan kom: ik ben van Vlaanderen. En als ze doorvragen en Vlaanderen kennen, zeg ik dat ik van Sleidinge ben. En als ze vragen ‘waar ligt dat?’ Dan zeg ik: Sleidinge is de schoonste plaats van Vlaanderen.”

Industriële Wetenschappen

“Vlaanderen was voor mij in het begin de Rerum Novarumlaan, familie De Wever en de gemeenteschool in Sleidinge. Daarna ben ik naar Glorieux in Oostakker gegaan en zo naar Gent op de Lindenlei. Ik heb daar Industriële Wetenschappen gevolgd. Daarna heb ik gestudeerd voor tandtechnicus en ik heb me gespecialiseerd in protheses. Ik maakte valse handen, valse armen en valse ogen.”

“Ik wil graag nog een beetje vertellen over mijn jaren in België. Over Sleidinge en over de vrienden daar. Ik vond dat ik me goed heb aangepast aan die Vlaamse mentaliteit. Toen ik aankwam in Sleidinge was ik, geloof ik, de enige vreemdeling. In heel Sleidinge.  Er was wel een restauranthouder met een Thaïse vrouw, als ik niet verkeerd ben. De enige twee vreemdelingen dus, die ik mij kan herinneren. Sleidinge in die tijd.” Stilte.

De broek

“Ik kan je een verhaal vertellen, niet te geloven. Aan het Jeugdhuis, het huidige Klokhuis, op de hoek was er een kledingwinkel. Ik zag, als onwetend kind uit Vietnam, daar een broek hangen. Een mooie broek, vond ik. Ik stapte er binnen om de broek te kopen, maar ik had geen geld bij. Ik sprak ook geen Nederlands. Vloeiend Vietnamees wel maar toen nog geen Nederlands.”

Hij lacht. “Ik ken de naam van die mijnheer niet meer (dat was Albert Spanhove – Maes, nvdr). Maar ik stapte dus binnen en ik duidde de broek aan met mijn vinger. Die mijnheer verstond het direct, hé. Ik sprak geen Vlaams en hij geen Vietnamees. Hij neemt de broek van het rekje. Mooie, dure stof. Ik mocht de broek passen. Goede lengte. Hij heeft me een riempje gegeven. Hemdje erbij ook. Een paar kousen. Hij vouwde het op, stak het in een pakje en gaf het in een plastic zakje aan mij. Ik dacht bij mezelf in het Vietnamees ‘mijnheer, hoe moet ik dat nu betalen?’. Hij keek naar mij. En hij begon te lachen. Hij begon echt te lachen. En ik begon ook te lachen.” Lacht nu ook echt. “En hij zei: ’t Is goed, manneke!” Stilte. “Ik kon niet begrijpen wat hij zei. ’t Is goed manneke. En ik dacht ‘wat doet hij nu? Ik kan dat niet betalen’. En hij zei nog altijd hetzelfde. ’t Is goed manneke en hij begeleidde mij naar de deur en ik stond daar met mijn vragende ogen. Hoe kan ik u terugbetalen? Wat zeg jij nu? Waarom doedegij da? Waarom doedegij dit?”

Het geluidsfragment valt compleet stil. Op de achtergrond hoor ik Australische kamions op een drukke weg en kinderen die spelen in een tuin. Khoï huilt. Het komt van heel diep. Dat hoor ik. Het duurt een hele tijd. “OK, een paar tranen weggeveegd.” Stilte. “Ik vond het ongelofelijk.” Hij herhaalt dat twee keer.

Krapullekes

“Die echte goedheid. Niet alleen in Sleidinge. In Vlaanderen is men heel open. Ik vind Vlamingen heel liefdadige mensen. Ik heb nooit in het dorp problemen gehad. Niemand heeft mij aangevallen. Niemand heeft mij lastig gevallen. Ik werd niet met de vinger gewezen. Ik ging naar de winkel, dingen kopen en de mensen gaven mij dingen gratis. De jongens van mijn leeftijd hebben mij nooit het gevoel gegeven dat ik minderwaardig was. Ik was anders, dat wel. Ik was ‘vreemd’. Ik was een ‘vreemdeling’ maar dat werd niet als negatief of slecht aanzien. ‘Vreemd’, ik associeer dat met de Driekoningen. Dat waren ook ‘vreemdelingen’. In mijn tijd werd ‘vreemd’ niet geassocieerd met ‘slecht’. Ik probeerde mij aan te passen, te integreren. Ik deed mijn best en de mensen waren zo lief. Ik kan mij zoveel leuke dingen herinneren.”

Khoï breit er meteen een verhaal aan van zijn kunsten achter de flipperkast tijdens de kermis. Hij kon wel een uur met 20 frank op de flipperkast blijven spelen. Toen een ‘zware gast’ uit Evergem al een beetje te lang stond te wachten om ook eens te kunnen spelen, kwam het hoge woord er plots uit. “Nu is het aan mij, kleine Chinees”, klonk het. “Ik was kwaad, hé”, zegt Khoi. “Ik wou vechten.” Alweer een lachje. Maar aan de toog zaten een drietal ‘zware jongens’ uit Sleidinge, zegt hij. “Krapullekes”, grinnikt Khoi deugnieterig. “Zo van die mannen met gescheurde jeansvesten en lederen broeken.” Ze namen het meteen voor Khoï op. “Is er een probleem, Khoi?” En enkele minuten later mocht de jongen uit Evergem de kermis verlaten. Niet meer gezien die zaterdag. Khoï: “Ook door die ‘zware mannen’ werd ik gerespecteerd en beschermd in Sleidinge.”

Johan Martens, altijd daar

“Met wat ik geleerd heb ik in Vlaanderen, wil ik ook iets terug geven aan mensen die het nodig hebben. Zeker nu ik het zeer goed doe hier in Australië. Vandaar mijn steun aan het Vietnamese St.-Francis Shelter in Dong Nai. Mensen die in nood zijn, wil ik helpen. Dat is één van die dingen die ik in Vlaanderen geleerd heb. Daar heb ik mijn vorming gekregen.”

Met enkele personen in Sleidinge zoals jeugdvriend Gino Pisonier houdt Khoï nog vaak contact. Toch is er één Sleidingenaar met wie Khoï een heel bijzondere band heeft: Johan Martens. Hij is peter van één van zijn kinderen. “Ik heb met Johan altijd contact gehouden. Dat is ontstaan in de Chiro. Zoals ik me kan herinneren was hij leider of zo. Ik herinner me het kamp in Opbrakel en een paar plaatsen die ik nu vergeten ben.

Zo heb ik hem leren kennen en hij heeft me geholpen in tijden dat ik het heel moeilijk had. Ik had psychologische problemen. En hij is op dat moment als een broer en een vaderfiguur voor mij geweest. Ik heb heel veel goede herinneringen met hem en Johan is mij altijd in al die jaren blijven bezoeken, heeft mij door dik en dun gesteund. Hij was altijd bereikbaar. Eén telefoontje en hij was er. Ik kon altijd bij hem aankloppen. Elk uur van de dag, elke dag van de week. Dat vertaalt ook de mentaliteit van de mensen van Sleidinge tegenover mij, vind ik. Ik ondervond dat ook bij de andere Chiroleiders, de pastoors die kwamen en gingen, de school, de jeugd… Ik vond het belangrijk om contact te houden omdat deze periode mij gevormd heeft. Dat heeft mij gemaakt zoals ik nu ben. Ik ben er trots op ook een Vlaming te zijn. Ik wil daar wel iets over vertellen. Tijdens een vakantie aan zee in Knokke-Heist had ik met een vriend contact met enkele meisjes. En op een bepaald moment kafferde dat meisje mij uit en ze zei dat ik ‘een Vlaamse boer’ was. Voor de meeste Vlamingen is dat een verwijt. Ik vond dat het mooiste compliment dat ik in Vlaanderen kon krijgen. Ik behoorde voor het eerst echt tot die maatschappij. Ik bekijk dat niet als een scheldwoord of een vernedering, maar een erkenning dat ik een Vlaming ben. En dat ik een boer ben!” Hij lacht heel spontaan. “Of ik het nu wil of niet, mijn mentaliteit is Vlaams.”

Wij Vlamingen zijn geen racisten

De vraag op mijn vragenlijst die hij helemaal naar achteren heeft geschoven, is de vraag over de ‘boat people’ die nu in Europa de Middellandse Zee trachten over te steken en waar ook heel veel mensen en kinderen bij omkomen, bijna 40 jaar na Vietnam. En wat hij daar bij voelt. “Mensen die in een oorlog leven in Syrië, in Irak, Iran. Ik was de eerste Vietnamees in de geschiedenis van Sleidinge maar waarom? Je wilt echt je land niet verlaten. Je wilt niet weg gaan bij je familie of weg van je geboorteplaats. Niemand wilt dat. Jullie zouden ook niet weg gaan, mocht je daar niet toe geforceerd worden in een uitzichtloze situatie. Hoe arm of rijk ook. In 5.000 jaar zijn er nog nooit massaal Syriërs naar België gekomen. Ze komen niet voor hun plezier.”

Khoï gaat daar in het derde geluidsfragment vrij gedetailleerd en lang op in. Het komt er ook hier op neer dat hij de mening van de meeste Vlamingen deelt dat gastvrijheid belangrijk is maar dat wie gast is, zich ook moet schikken en aanpassen naar het land waar hij terecht komt. “Ik mag dat zeggen: wij Vlamingen zijn geen racisten. Integendeel, we zijn heel open en vriendelijke mensen. Maar regels en gewoonten moeten niet opgegeven worden voor wie naar Vlaanderen emigreert.” Ook op dat vlak klinkt Khoï heel resoluut. En hij weet waarover hij spreekt.

Nog vragen?

Blijf ik toch met één belangrijke vraag zitten. Is zijn missie nu geslaagd? Heeft hij zijn mama, papa, broers en zussen allemaal kunnen verzamelen? Ik besluit hem via Facebook Messenger nog eens te contacteren. Zeven uur tijdsverschil, maar ik krijg al gauw een antwoord. Zijn woorden klinken als een gedicht:

In eerste instantie weet ik niet wat te doen met jouw vragen …. Alle beelden en verhalen en emoties komen op in mij…. zoals een tsunamigolf

Zo hoog vanuit zijn dominante positie, met al zijn almachtige kracht… Klaar om mij op te slorpen

Voelde mij zo klein en kwetsbaar…‘In mijn bare voeten’ stond ik op het strand  en keek op

Dààr, de immense golf van herinnering en gevoelens… Zonder vrees en twijfels dat ik zal opgeslorpt worden

Wervelende emoties, met een glimlach en een opgeheven hoofd

Met open armen ontvang ik de enorme kracht

Khoï Vo, Perth, 20 januari 2u35 ’s morgens Belgische tijd

En hij voegt er aan toe: “Want ik weet dat Gino en jij naast mij staan. Bedankt moat….” Ja, en nu moet ik even slikken, terwijl ik het schrijf. Ik stel mijn vraag enkele uren later als ik zijn bericht gevonden heb op Facebook, want ik wil het weten. Hoe zit het nu eigenlijk met de missie van Khoï Vo? En ik krijg meteen een nieuw geluidsfragment toegestuurd, bijna live opgenomen aan de andere kant van de wereld. Krappe timing, dat wel: net voor mijn werk ’s morgens bij mij, al een goed stuk in de namiddag bij hem ginder bij onze tegenvoeters. Winter bij mij. Zomer bij hem.

Concentratiekamp

“Mijn vader is uit het concentratiekamp gekomen ongeveer in 1988. In 1993 is hij naar Amerika geëmigreerd. Mijn vader is overleden ongeveer tien jaar geleden, in 2005. Mijn moeder is overleden in 2010. Mijn moeder heeft eigenlijk alles meegemaakt. Zij heeft alle kinderen kunnen ontmoeten. Wij hebben acht broers en zussen die geëmigreerd zijn naar Australië. Twee broers wonen in Amerika en wij hebben ook nog familie in Vietnam. De reünie was uiteindelijk niet in Amerika maar in Australië. Wat heb ik gedaan? Met mijn bedrijf kon ik mijn ouders, mijn broers en zussen allemaal laten overbrengen naar Australië. Mijn moeder heeft hier ongeveer vier à vijf jaar gewoond. Mijn moeder heeft eigenlijk het geluk gehad om de eerste keer in haar leven te kunnen zien dat wij het allemaal goed doen, in onze zaken, in onze gezinnen. Op dat moment had ik ongeveer dertig bedrijven in handen. Ik heb voor haar kunnen zorgen, een huis kunnen kopen voor haar, al haar vrienden kunnen laten bezoeken in Vietnam en eigenlijk is de droom de waarheid geworden voor mijn moeder. Het is wel spijtig voor mijn vader dat hij te vroeg overleden is om dit mee te maken. Al zijn beste jaren heeft hij eigenlijk in het concentratiekamp achtergelaten. Toen hij thuis kwam was hij fel vermagerd. Een gebroken hart. Een gebroken rug. Totaal getraumatiseerd. Hij heeft nog jaren geleefd in Amerika. Maar hij was heel mager en ziek. Om het uit te leggen: mijn vader is in 1975 in het concentratiekamp gestoken en ongeveer twaalf jaar later in 1987 is hij vrijgelaten. In 1988 is hij thuis gekomen na een tocht te voet van meer dan 3.000 km. Niemand wist dat hij vrijgelaten was. Toen hij thuis kwam, vond hij niets anders dan vier muren. En de kinderen waren allemaal weg. In 1993 is hij naar Amerika gegaan. En er in 2005 overleden. Ik ben zelf geëmigreerd naar Australië (na een periode in Amerika) in 2000. In 2006 is mijn moeder overgekomen naar Australië en heeft ze hier dus nog vier jaar geleefd.”

Kreeft, garnalen en champagne

Op de achtergrond horen we zijn baby huilen. Khoi verontschuldigt zich daarvoor.

“Mijn enige troost is dat mijn moeder wel nog heeft meegemaakt dat wij hier elke zondag samen komen en op restaurant gaan met de familie en dat wij ook op deze manier de hele familie hebben samen gebracht. Mijn moeder heeft met eigen ogen kunnen zien dat wij ons eigen huis konden kopen, dat wij een familie en kinderen hebben. Ik ben getrouwd in 2001, een jaar nadat ik in Australië kwam wonen. We hebben vier kinderen. Toen ik hier in 2000 arriveerde, had ik niks. Alleen twee handen om mee te werken. En dat is sindsdien heel goed gegaan. Mijn broers Mien en Ahn doen het ook heel goed. Mien (die ook een tijdje op Sleinse schoolbanken zat) heeft ook drie bedrijven in Australië. Andere broers en zussen zijn ook zelfstandigen geworden en zij stellen het goed. En als wij dan op restaurant kreeft, garnalen en champagne bestelden, dan was mijn moeder daar toch een beetje ongerust over. Zij wilde niet dat wij te verkwistend met onze centen omgingen. Maar we hebben uiteindelijk toch iedereen samen gekregen, wat mijn levensopdracht was. Ze heeft die dag ook ten volle genoten van het eten en het drinken. Zes maanden na de reünie is ze overleden. Ik weet niet of ze te vroeg gegaan is. Of heeft ze zo lang gewacht tot ze zeker wist dat alles met ons in orde was? In ieder geval hebben we onze moeder trots gemaakt.”

Woesten heeft er ook een liedje over gemaakt, maar er bestaat nog geen deftige opname van. Hier de tekst:

Jongen op de koer

Midden op een speelplaats op een dag in mei
Wij allen nieuwsgierig, het middelpunt is hij
Van een andere wereld op de maan geland
Van mijlenver en moegestreden op de school gestrand

De jongen op de koer, hij speelt het spel wel mee
Maar ergens in die hersenen, weerklinkt een verre zee

Op de kermis aan de flipperkast
Man zonder geduld, een rotvervelende kwast
Er vielen woorden ze waren hard en kil
Jongen op de speelplaats slikte kwaad maar stil

De jongen op de koer, hij speelt het spel wel mee
Maar ergens in die hersenen, weerklinkt een verre zee

Dit interview werd geschreven in 2016 toen we ook een benefiet organiseerden voor een goed doel dat Khoï in Vietnam ondersteunt. Het staat ook op Sleins Archief, waar je de geluidsfragmenten kunt beluisteren. Het blijft een verhaal dat we moeten blijven vertellen, hoe diepmenselijk de verhalen van mensen op de vlucht zijn. Met dank aan mijn klasgenoten Khoï Vo, Gino Pisonier en Marc Speeckaert, maar ook aan onze mede-organisatoren van Rock4Khoi 2016, nl. Ronny Schauwvliege en Joris De Wildeman. En aan alle medewerkers en muzikanten.

Opgedragen aan Jenny en Roger, en het hele gezin De Wever. Omdat ze zo moedig waren deze jongen een thuis te bezorgen, ondanks alles. Hem kennen was een grote eer voor ons, zijn medeleerlingen. Ter nagedachtenis van Roger De Wever die in januari 2021 overleden is.

In dit lied ‘Palm van haar hand’ zingt Nadiya Mehdizadeh mee. Ook zij kwam met de boot naar België. Uit Iran.