Over meester Walter Verplaetse en Joris De Drakendoder

Was het zijn wijsheid en zijn belang voor het culturele leven in het dorp waaraan hij zijn bijnaam De Boom verdiende? Wellicht niet. Toen schooldirecteur Walter Verplaetse van de jongensschool voor de klas stond, deed hij dat altijd met rechte rug en bewoog zijn bovenlichaam als een kruin op een stevige boomstam bij een windvlaag van behoorlijk wat Beaufort. Verteld werd dat De Boom daar zijn bijnaam aan overhield. Net als zijn broer Joris Verplaetse, schepen, beschikte Walter over het onmiskenbare talent om een hele zaal op zijn hand te krijgen.

Meester Walter, directeur van de school

Met een mooi verhaal, met die typische houterige Verplaetse-houding. En steeds met een goeie mop als uitsmijter. “Trek eens aan mijn mouw, ik krijg mijn jas niet uit”, zei meester Walter. En de braafste jongens vooraan in de klas mochten eens gaan trekken. Maar ze kregen de jas nog niet uit. Toen één van de fellere grote jongens achteraan aan de beurt was, liet Walter los en lag de mouwtrekker pardoes met het achterwerk op de klasvloer. Bulderen. Lachen als therapie.

Dorpeling van de eeuw

Mocht er voor de 20ste eeuw een dorpeling van de eeuw moeten gekozen worden, dan kies je zonder nadenken voor Walter Verplaetse. Er zijn wellicht tientallen helden te verzinnen die mensen gered of geholpen hebben. Maar Walter was in de gemeenschap voedsel voor de ziel van de mensen. Al heel lang fungeerde de familie Verplaetse een culturele voortrekkersrol in het dorp. Ook de zorg voor het erfgoed van het dorp en de interesse in heemkunde had Walter van niet ver geërfd. Zijn vader, Achiel Verplaetse, en zijn schoonvader, André De Coninck, waren hoofdonderwijzer respectievelijk onderwijzer geweest op dezelfde school waar hij directeur was. Beiden ook uitermate geïnteresseerd in kunst, theater en heemkunde. In de familie dan ook klinkende namen als de acteurs Nolle en Oswald Versyp die heel graag terug blikten op hun Sleinse jeugd tijdens vakantieperiodes, broer Joris die als schepen ook hield van de bühne, zijn schoonbroer journalist Bertin De Coninck en zijn neefje Jan die hij helaas nooit professor wist worden, al zou hij daar heel fier op geweest zijn.

Hij was een jongen in nood
En stelde te veel vragen
Zijn bolle wangen rood
Het waren rare dagen

Ik zag hem op Sint-Jacobs
De mens is geen machine
Hij lachte door zijn tranen heen
Zijn foto in een fanzine

Uit: Jongen in Nood – Woesten (CD Waterlander 2017)

Eén van de laatste reizen die Walter en Bérenice deden, bracht hen richting Canada. Op een schip tuurden ze de horizon af en zagen ze walvissen, dat reuzengrote wonder der natuur. Die dag verloor Walter zijn pet in de zee. “Als er iemand in Canada ooit een walvis met een klak op ziet rondzwemmen: het is mijn klak!” Alweer een typisch Walter-grapje. Zulke zaken kon hij in parochiezaal ’t Klokhuis na de repetitie van de fanfare zo smakelijk vertellen bij een goed glas Krüger Export, zijn vaste bestelling.

Iever & Eendracht

Hij wordt gemist. De vader van de theatervereniging, voorzitter en reserve-dirigent naast Germain De Craene bij de ‘houten’ Koninklijke Fanfare Iever & Eendracht, kenner van het Sleinse dialect en cantor bij ontelbare café chantants die losbarstten na alweer een feest in zaal Sanderus. Of het nu om het Sint-Ceciliafeest van de muzikanten ging of een souper van de lokale middenstand, er was altijd wel een Verplaetse die de ambiance verzekerde. Mensen verbinden, daar moest Walter geen moeite voor doen.

Dat was ook op school zo met de leerlingen. Zelden moest de directeur straffen. De Boom dwong respect af zonder dat dit dwingend overkwam. Een praatje was dikwijls genoeg, een kwinkslag of een slimme verwijzing wanneer hij plots de klas binnen kwam om een algemene mededeling te doen. Dan gingen iedereen recht staan. En een half woord was soms genoeg om te begrijpen dat iets anders moest in de toekomst.

Wie was er nooit verliefd op wat Hij maakte?
Zijn wil is niet tot moord in staat, op de maan en op de Aarde
Los van wat iemand ook maar gelooft
Van elke kogel moet Hij balen en elk geweld dat iemand raakt

Ook ik lees Genesis en wat me raakte
Oude boeken van heel veel waarde, op de maan en op de Aarde
Eén letter, blijft geschreven staan
Gelezen zijn ze die verhalen als trucks op markten mensen maaien

Uit: Engelbewaarder – Woesten (Boek en CD De Harmonie WSTN 2020)

Indruk maakte de directeur vooral met zijn verhalen. Er waren twee meesters in de school die een hele klas met een verhaal aan lippen lieten hangen: meester Jozef en meester Walter. Bij Walter viel de kennis van ons dorps verleden op. Hij blikte heel graag terug op de tijd dat er nog maar één meester was voor de hele school en dat er in de klas vele tientallen leerlingen zaten van verschillende leeftijden. “De meisjes vielen vroeg weg om in het huishouden, het klooster of in de textiel te gaan werken. De jongens moesten al van heel jong op het land gaan werken of ook in de fabriek. Af en toe zat er eens een slimme of een rijke in de klas. Die werden dan gepatroneerd door de pastoor of de fabrieksdirecteur en kwamen in het college terecht van de grote steden Eeklo en Gent.” Met zo’n inleiding ga je toch op het puntje van je stoel zitten? Heel subtiel verwees de meester naar de macht van de kerk tegenover het liberale gedachtegoed van enkele rijke burgers als de fabrieksdirecteur en de notaris in het dorp. Maar nooit liet hij het politiek worden. Het was de tijd van de CVP, dorpsheld Wilfried Martens en de slogan ‘omdat mensen belangrijk zijn’. Walter zou daar nooit tegen in gegaan zijn. Maar hij vertelde later wel dat voor hem de komst van Kennedy voor een heel andere wereld had gezorgd, een moderne wereld die hij koesterde. Een wereld in verandering, maar op het juiste tempo en zonder schoppen tegen al te veel heilige huisjes. Walter deed nadenken over die dingen. Zonder beïnvloeding, daar leek het toen toch op.
Een zoon van een invloedrijk schoolmeester tijdens de oorlog moet ook wel wat meegemaakt hebben. Ook hier had de harde repressie na de oorlog wellicht sporen nagelaten.

Punt aan de lijn

Omdat het bij de familie Verplaetse en De Coninck nooit heel erg uitgesproken was, is het nuttig om eens de sprong te maken naar het buurdorp Waarschoot. Waar de schoolmeester met de meeste ervaring na de oorlog directeur had kunnen worden. Had moeten worden, eigenlijk. De meeste dienstjaren, de juiste diploma’s en vanwege autoriteit en pedagogische kennis gewoon de geschikte kandidaat. Punt, andere lijn. Tijdens de oorlog had die meester zich ook helemaal niet met politiek, laat staan met de Duitsers bezig gehouden. Maar als een leerling of een volwassene de meester vroeg om te leren schrijven, te leren rekenen of wegwijs te maken in basiskennis van wat dan ook, dan ging de meester daar ook op in. Ongeacht wie het vroeg. Dorpeling zijn was al voldoende. De meester maakte geen onderscheid tussen gezinnen met of zonder Duitse sympathie, als dat als destijds überhaupt geweten zou zijn. Maar na de oorlog werd de meester hier heel scherp op afgerekend, vaak door mensen die zich tijdens de oorlog heel erg koest hebben gehouden maar bij het ontkurken van de Bevrijdingsfles zich verloren in blinde woede en absurde wrok. De meester mocht zijn ‘sympathieën’ gaan uitleggen, terwijl daar helemaal geen sprake van was. En toen de directeursbenoeming op de agenda stond, enkele jaren na de oorlog, kwam dit allemaal opnieuw boven water drijven. De meester zou nog jaren gelukkig zijn als docent op een college in het centrum van Gent, ook hij bleef heel erg gerespecteerd als pedagoog in het dorp en groeide uit tot één van de belangrijkste heemkundigen van de streek. Zijn poëzie komt nog steeds hier en daar aan het licht wanneer mensen in boeken snuisteren over het streekverleden. Maar tot in de ziel van zijn kinderen en kleinkinderen leeft een wrang gevoel over onrechtvaardigheid die de man is aangedaan.

De moord op Kennedy

Moraal van het verhaal? Meester zijn en kind van een meester zijn in een dorp voor, tijdens en na de oorlog had niet alleen te maken een breed respect die de meeste mensen koesterden en betuigden. Maar het had ook vaak te maken met op perceptie gebaseerde naijver, wrok en frustratie van sommige mededorpelingen. Vaak alleen maar omdat de meester goed had willen doen. In dat laatste zinnetje kan Walter heel erg herkend worden. De Boom had diepe wortels en moest dus met heel veel gevoeligheden en ondergrondse krachten rekening houden. Dat is in het onderwijs trouwens nog steeds zo, maar de oorlog blijkt hierin wel een katalysator geweest te zijn. In die zin was Kennedy voor Walter ook een symbool met tijdsbetekenis. Begin de jaren zestig begon de grip van ‘het systeem dorp’ een klein beetje te milderen. Er kon al eens gezongen worden van ‘I wanna hold your hand’ en ‘Iedereen is van de wereld/De wereld is van iedereen’.

Het was die uitdaging, namelijk het stroevere verleden verbinden met die binnenstormende moderniteit, die Walter op een grandioze manier heeft doorsparteld. En toch met eerbied voor de traditie die zijn vader en schoonvader hem hadden voorgedaan: de liefde voor het verleden, de verwondering voor kunst en de verbeelding van onze taal. Dit brengt ons bij de Lieven Teirlincks, André De Conincks en Achiel Verplaetses die Walter waren voorgegaan en onderwijsgeschiedenis in het dorp hebben geschreven. Die ook met Harald von Siegesar in die centrale plaats naast de toren in de Weststraat culturele plannen bekokstoofden, die in Café Rubens discussieerden over taal en toekomst, die van grappen en grollen een kunst maakten en die droomden van theater, een nieuwe wereld, de muze. Tot twee oorlogen volgden. Hier ontstond het verhaal van de meizangers die tijdens de vijfde maand van het jaar van huis tot huis in het dorp gingen aankloppen en eeuwenoude deuntjes zongen. Van de meibomen richting Evergem en Waarschoot waarvan nu nog de Bevende Hazelaar aan de Lembeekse Bossen als stille getuige geldt. Een linde, dames en heren, waaronder gepelde hazelaarnootjes werden gevonden van landbouwknechten die er ’s middags een uiltje knapten of even van de rust genoten tijdens een lange dag hard labeur. Vruchtbaarheidsriten die volgens deze creatieve vrienden al van voor het christendom uitgevoerd werden op gemeentegrenzen met verwijzingen naar de goddelijke figuur Mithras die zelfs de oude Romeinen importeerden uit het oude Griekenland en zij dan weer uit vroege beschavingen in Turks Klein-Azië. Wat is de cirkel rond als je nu door Oudburg en de Sleepstraat in Gent kuiert! Wat is de cirkel rond als je nagaat hoe oud Café Den Turk in de voormalige Borluutstroate en even verderop het voormalige uitgaandersparadijs Klein Turkije je weg kruist door de Vlaamse versie van een Vurige Stede.

De fabriekspoort blijkt gesloten
In een straat, de Wittemoer
En een nieuw klein achterpoortje
Is er dit keer niet van gekomen
Wel meer dan twaalf oude namen
En beken melk, werkersverdriet
Joris De Drakendoder is de held van het dorp
Joris De Drakendoder, de Turk die niemand stopt.

Uit: Joris De Drakendoder (De Constateurs Sleidinge 2015 en Woesten-demo ‘Dichtbij een kalkoenenkweker op die groene hoek’ 2015)

Dat Harald von Siegesar zo hard aangepakt was tijdens de Eerste Wereldoorlog en los van het verhaal dat al die meesters, ja of neen, iets wisten over het bestaan van Hilda en de oorsprong van deze familie met Duits klinkende naam. Daar is echt niets over geweten. Dat Walter hierover onderzoek verrichtte, dat staat buiten kijf. Alles wat enigszins kleur gaf aan zijn dorp, wilde Walter weten.

De Toeter in Kaprijke: hoofdonderwijzer met kiel

In die zin waren de schoolmeester uit Waarschoot en veel van zijn collega’s-hoofdonderwijzers in de onmiddellijke omgeving echte voorbeelden voor hem. Nieuwsgierigheid was de charme waarmee de hoofdonderwijzer in het dorp zijn gezag onderbouwde. Walter was bij uitstek het prototype van dat soort prachtige mens dat Vlaanderen gevormd heeft. De man in de kiel zoals kunstenaar Philip Aguirre, neef van Phara de Aguirre, uitbeeldt op het Plein van Kaprijke in het kunstwerk ‘Man met Toeter’, een allegorie op het lied ‘De Vlaamse Leeuw’. Ver gezocht? Neen! Die hoofdonderwijzers van ons dorp stonden daar met de kiel aan de stoof, en het krijt in de hand, vaak ook duivenmelkers en vooral mensen die met hart en ziel stonden voor hun dorp en leerlingen. Uit die traditie kwam Walter en die traditie, die harmonie, kon edelman-dichter Harald von Siegesar zo ontroeren. Wat een spiegel kreeg Harald voorgeschoteld in dat culturele middenstandsvolkje van het dorp, dat door de andere kasteelbewoners van de Weststraat zo geminacht werd. Uit onwetendheid, vlindertje! Pure onwetendheid!

(Dit hoofdstuk ‘Walter’ werd geschreven door Bart Van Damme en staat in het boek mét CD De Harmonie WSTN dat in 2020 werd uitgebracht door Woesten)

Schooldirecteur en duivel-doet-al Walter Verplaetse had altijd een bierkaartje of stukje papier bij. Als hij een Sleins gezegde of woord hoorde, schreef hij het op. Zo werkte hij stelselmatig verder aan zijn Slèjnsn dieksjonnir. Helaas zou die nooit verschijnen… Met Walter Verplaetse verdween een man die op veel jongens uit het dorp een grote indruk had gemaakt, hij was één van de eerste toets-stenen van onze opvoeding en hij nam die taak ook heel ernstig. Verder hield Walter vooral van zijn dorp, zijn familie, geschiedenis en verhalen. Ik ben blij dat ik ‘dat houden van’ zo kan koesteren. Bedankt Walter!

De foto van Walter plukten we uit de interessante website Sleins Archief en bevat ook een deel van een pentekening over het Meetjesland die Jan Verplaetse en Isabelle De Wulf me schonken, het hing ooit in het (verdwenen) huis van Walter.

Op facebook kregen we enkele deuggdoende reacties. Ignace Criel liet ons weten dat zijn nonkel Walter hem nog zelf vertelde dat bijnaam ‘De Boom’ vooral te maken had met zijn houding op de fiets, ‘mijn’ meester Willy Slock van het tweede studiejaar was ook enthousiast en liet me mijn tekst aanpassen in verband met de hoofdonderwijzers van de school, mijn lijstje klopte niet. Filip Bruneel vertelde dan weer een leuk verhaal over de échte oorsprong van Klein Turkije in Gent. Dit komt niet van het land Turkije maar is een verbastering van de uitdrukking ‘Ter Keien’, langs dit pad werd over de keien de haven bereikt met ‘marchandise’ zoals ze dat in het schoon Gents zeggen. Filip vulde aan dat Cataloniëstraat trouwens ook niets met geografie te maken heeft maar een verbastering is van Katteloigne, plek waar veel katten waren.