Interview met fan Hans Van Gheel 29 03 2024

Nadenken over mensen en Meerbeke: een fan

“Er moet brood op de plank komen, Hans”

Vrijdag na de kine naar Meerbeke. Op de massagetafel nog aan het babbelen geweest over de vreselijke val van Wout Van Aert en over hoe Mathieu Van der Poel tegenwoordig alles en iedereen overklast als een Mozart van de koers. Op naar Meerbeke dan, waar ooit de Ronde van Vlaanderen arriveerde toen De Ronde nog De Ronde was en niet de Grote Prijs Wouter Vandenhaute, ik zat nog bij zijn vader in de klas in de Gentse Sint-Lievensgevangenis. Toen De Muur nog de scherprechter was, en niet de pater.

Awoe met de dure overheidsdiensten

Ik had een mail gekregen van een Meerbeekse man die een T-shirt wou, 2 CD’s en een boek. Omdat de democratische overheidsdienst De Post tegenwoordig zo schandalig duur is dat ge beter zelf rijdt, ik dus op weg naar het Ninoofse Meerbeke. In de Meesjeslaan ontmoet ik de sympathieke Hans Van Gheel. Muziekliefhebber. Fan van De Mens, Gorky, de Kecks en Noordkaap. “Ik snap niet dat jullie nooit op de radio te horen zijn”, doet Hans de deur open. Zonder arrogantie, ik snap dat ook niet. Of toch. Wij hebben geen platenfirma noch een hotshot manager met coole praatjes en zwichtend voor alweer een nieuwe flashy mode in Rock ‘n’ roll Niemandsland terwijl gezapig Vlaanderen op dat vlak vaak lichtjaren achter zit op Engeland, Ierland en de States. Zoiets? “Ah, een platenfirma. Zijn die zo belangrijk dan?” Dank u, Hans, dit had ik nodig.

FC Het Spaarbekken

Hij vraagt naar het schilderij op onze CD Waterlander, een kaartimpressie van kunstenaar Hans Ruebens, neef van onze lay-outer. Dat ik er de beide Waterspaarbekkens van Kluizen op herken. Dat het een allegorie is op het havengebied van Gent, Waterlander, een traan voor de zanger uit Wippelgem die ons godverdomme veel te vroeg hier heeft achtergelaten op aarde, dat tussenstation naar de hel. “Ge krijgt die vraag over die platenhoes vaak, zeker, Bart?” Omzeggens bijna nooit, Hans. Maar bedankt dat ge het vraagt. “In een gesprek dat ik had met Luc De Vos…” Ook Hans! Dat zijn er zo veel in Vlaanderen, bedenk ik me oprecht. “… vertelde hij me dat hij veel liever zou optreden voor de koeien op de weide. Maar er moet brood op de plank komen, Hans.” Dat had Vos gezegd. En het is waar. Als Gorki speelde, stond de wei vol. In de Wabliefttent op Pukkelpop, in The Barn op Werchter, op de Gentse Feesten, Marktrock Leuven, Marktrock Poperinge, De Katse Feesten in Zelzate, noem het op. Geen koeien maar duizenden Vlamingen zoals Hans en ik. Vanavond realiseer ik Vos zijn droom en speel ik in ’t Kruisken bij Jeroen. Zal er gezellig druk zijn maar qua volkstoeloop eerder ça va nog, denk ik. En rechtover ’t Kruisken, in de landelijke straat Kromvelde: koeien in de weide.

De Lieve is geen sloot

Dat Rick De Leeuw ons kent, zegt Hans. Hij had een liedje naar Rick gestuurd en Rick had terug gestuurd dat hij ons kent. Enkele jaren terug heb ik met Rick een paar dagen in mijn auto gezeten op zoek naar Meetjeslandse verhalen om mijn streek toeristisch op de kaart te zetten. Maar dat is ook al het verre verleden nu, Hans. Al kent Rick me nog. Ik heb me ooit eens boos gemaakt omdat hij De Lieve ‘een sloot’ had genoemd. Een sloot, Rick? De Lieve is het oudste kanaal van Europa. De Lieve, een waterloop, loopt richting Drongengoed bergop (13de eeuw in Vlaanderen!) en dan vanaf Raverschoot naar beneden richting Damme en Aardenburg om zo in Het Zwin en de Noordzee thuis te komen. De Lieve schonk rijkdom aan ‘mijn’ stad Gent wiens waterlopen stonken en de economie in verderf was toen ik er school liep maar in die Bourgondische dagen de tweede grootste en belangrijkste stad op het Europese vasteland was, na Parijs!

Oppenheimer

“Duur en moeilijk om een studentenkot te vinden in Gent”, merkt Hans terecht op. Hij is ook op zoek voor zijn dochter naar plek om te studeren in magisch Gent, de stad waar Mia en Veronica het levenslicht zagen. Ik moet Hans gelijk geven. De wereld is om zeep. We eindigen met Oppenheimer. Ik had die donderdagavond zitten netflixen. “Ik moet nog kijken”, zegt Hans. Ik spreek over de vuurbol in de woestijn van Arizona en even later de doden van Hiroshima en Nagasaki. En hoe onderkoeld men  daar toen, als oplossing voor het einde van de oorlog, mee omging. We komen qua gespreksonderwerp bij Poetin en Trump terecht. “Naar het schijnt zijn er Russische generaals die nog zotter zijn dat Poetin”, doet Hans me schrikken. “Die staan klaar om de atoombom te gebruiken.” Hij zegt het niet met zoveel woorden. Maar Hans denkt dat de wereld eraan gaat. Dat de NATO in Brussel hoofdkwartiert, bedenken we. “Dan gaan we er allemaal aan”, schokschouder ik. “Jij woont in Eeklo”, zegt Hans.  Ik kan inderdaad nog in de zee springen als het moet. Hans zucht: “Maar ik woon hier in Ninove met Brussel aan mijn achterdeur.” Enigszins opgelucht rij ik terug naar huis.

Naschrift: ik wil elke Els en Hans bedanken die belangstelling tonen voor onze muziek. Ik meen dat.

Nadenken en niet persé op de website moeten kijken

“Oprecht luisteren, dat is de droom”

“Kijk eens op de website.” Het is onze taak niet: de nieuwe overheidscommunicatie. Technologie is geen hulpmiddel meer maar een paraplu. De stad Gent spreekt zijn architecten toe. “Het staat op de website, op de nieuwe app.” Je wandelt een toerismekantoor in Noord-Frankrijk binnen en het enige wat de door de belastingsbetaler aangeduide bediende te melden heeft is: “Scan de QR-code en je ziet al onze wandelingen op een rijtje.” Rare tijden. Aldous Huxley’s Modern Times, 1984, de wereld als een gevangenis waarin de predestinatie extreem wordt doorgevoerd.

Opaal

Een oranje geschminkte, demente man die ons leven en onze vrijheid of het gebrek daaraan voortaan bepaalt. “Kijk eens op de website…” Je zal wel architect zijn, of een andere kleine zelfstandige. Oprecht luisteren kan niet meer. Een boer bijvoorbeeld die liever niet gebukt onder schulden en regelgeving ergens van een anonieme ambtenaar afhankelijk blijkt en uit woede de snelwegen moet blokkeren. Mens zijn, dat staat niet op de website. Dat doe je zelf. Pratend. Oprecht luisterend. Soms woedend en tierend. We lopen tussen Wimereux en Ambleteuse aan les dunes des Slack aan die prachtige Opaalkust van het Franse noorden. En ik zag het niet meteen maar mijn prachtige deerne gaf de hint: hier verblijven mensen, tussen de bomen. Die kleren, die matrassen, die tentjes uit hout vervaardigd. Dit zijn mensen die hier dolen. Op de vlucht. De gendarmes op de parking. De ogen die prikken in onze rug terwijl wij als dagjestoerist vooral de Opaalkust willen zien en niet te veel zever. Neen, we zijn hier vlak bij Sangatte en, eerlijk, dit is geen film. Hier pogen mensen desperaat de droom naar de overkant, La Manche qui tue. Mijn vriend Giovanni tekent daar pakkende prenten over.

Spookschip

En dan is er Canada. Daar spoelt een schip toevallig aan. Zomaar, uit de 19e eeuw. Ook één vol migranten of slaven, dat bitter handelswaar? Een spookschip. Piraten. De romp duikt op anderhalf eeuwke later, het hout dat ligt daar nu stervend in het water. Dan denk ik aan Zulma, de vrouw van de bekende kunstenaar Roger. Geschiedenis dat schrijft ge niet. Niet nu en ook niet later. Enfin, dit bedoel ik. We zijn mensen, we maken fouten, we doen dingen goed. Soms luisteren we niet. Niet naar de juiste dingen. Misschien moeten we niet luisteren maar beter kijken. Non-verbale communicatie. Hier daar tot in de dood. We reizen even naar Machelen.

Zulma

Nonkel John staat aan het graf.
En Zulma ligt alleen
Nonkel John vraagt zich af
Werkt het Zulma op haar teen?

En Roger ligt verderop
Met zicht op d’Oude Leie
Voor John is het maar een stop
Het maakt Zulma niet veel blijer

Want Zulma ligt daar nu alleen
Daar in ’t dorpje bij een boom
Ze ligt er onder een steen
Als een muze zonder droom

Roger heeft nog wat plek
Maar da’s Zulma niet gegund
Ze zocht haar eeuwige stek,
naast hem, als dat al had gekund

Want Zulma ligt daar nu alleen
Daar in ’t dorpje bij een boom
Ze ligt er onder een steen
Als een muze zonder droom

Was het kunst, wie zal het zeggen?
Maar wij dwepen met Roger
En wil John Zulma nu verleggen
Eeuwig samen, zij getwee

Want Zulma ligt daar nu alleen
Daar in ’t dorpje bij een boom
Ze ligt er onder een steen
Als een muze zonder droom

(gedachte aan een tentoonstelling van GiO, Gent, 2024)

Sailor

En dan staan we op Cap Blanc Nez en kom ik weer twee geliefden tegen. De één staat bij mij, die forse wind. Soms loopt ze 100 meter verder vooruit. Ik ben dat zo gewoon. Ze slaakt een zucht. Op een paaltje ziet ze Joke staan. Joke is er. Maar ook niet meer. Ze is nu overal in de wereld. En af en toe komt iemand haar opnieuw tegen. Het leven stopt, als we goed luisteren. Naar de wind, entre les deux caps. Daar waar de Romeinen koers zetten naar Brittania. Waar knotsgekke zwemmers de waaghalzerij van hun leven starten. Waar we met de ferry allemaal al eens op zoek gingen, naar de cliffs of Dover.

Hey litte sailor
Hey how are you
I’m on the coast and I’m waving to you
Give my greetings to that ferryboat
I’m on the shoreline, not heading away.
(Gedachte aan een reis met Leen, Audinghen, 1990)

Anyway. Ik droom graag en ik denk dat een wereld waar mensen écht luisteren naar elkaar, de non-verbale communicatie lezen en er ook een verbonden gesprek gevoerd wordt, een wereld is waar ge aan het station uw fiets moogt laten staan zonder hem op slot te doen en dat ge er moogt vanuit gaan dat ze van uw gerief zullen blijven, omdat het uw gerief is. Omdat ze geluisterd hebben en gehoord hebben dat ge veel waarde hecht aan die fiets. Die fiets niet stelen is een geschenk. Mijn voorstel: we doen jaarlijks de test op de ‘fiets niet op slot’-dag. Dat zou het zijn.

Interview met Jasper Steverlinck en Peter Van De Veire uit 2012, Rock ‘n’ roll Niemandsland

Jasper Steverlinck en Peter Van de Veire: “De duivel in het gat”

Als het hol van Pluto bestaat, moet het grensdorp Waterland-Oudeman zijn. De Roste Muis, het verhaal van de legendarische cafébazin die in het cafétje met het veel te lage plafond op tafel zou staan dansen hebben en aan enkele boerenknechten haar vuurrode onderkantje liet zien. Ik kan niet te lang mijmeren bij deze eeuwenoude softporno want bijna tergelijkertijd en ook precies op het afgesproken tijdstip komen Peter Van de Veire en Jasper Steverlinck aangebold. Twee gasten waarvoor ik, al heel lang, bewondering koester. Ziezo, het is er uit. Afgoderij is nochtans niet goed voor een mens. So what. Ik leef nog.

Brian Molko

“Toen ik destijds rondhing in Café Tierlantijntje in Evergem-Belzele en de eerste stappen zette op het podium, had ik nooit gedacht dat het kon om van muziek mijn leven te maken”, steekt Jasper Steverlinck van wal. “In mijn perceptie was dat een utopie. Toch heb ik altijd wel met de levensdrang gezeten om zanger te worden. Ik zei dat al voor ik ooit gitaar kon spelen. Ik wou iets vertellen, maar kende nog niks van muziek. Daar in die omgeving liepen veel muzikanten rond en ze hebben bijna letterlijk een gitaar rond mijn schouders gehangen en me het podium opgeduwd. Ik was gek van The Doors en van poëzie. Anderzijds was ik ook weg van heavy metal. Café El Toro in Evergem. Omens of Disaster. En Café ’t Kruisken in Belzele waar de cafébaas T-shirts van Iron Maiden achter de toog verkocht. Bruce Dickinson heeft mijn stem zwaar beïnvloed. En in Tierlantijntje kreeg ik dan een andere wereld voorgeschoteld: The Triffids, The Smiths, Inspiral Carpets (waarvan Noel Gallagher roadie was, trouwens). Het cafétje waar ook de Zes Van Gent terecht kwamen. Lieven van Les Charmeurs, Bruno Deneckere, Kristof Ysabie van Radio Bangkok. Die mannen allemaal. Luc De Vos ook. Ik denk dat de drang om er ver mee te springen, mij ook gebracht heeft waar ik sta.” En waar staat Jasper? Op een huldeconcert voor Europees president Herman Van Rompuy zingt hij bij de soundcheck een lied en er staan twee mensen mee te luisteren in de immense lege ruimte waar het concert ‘s avonds zou doorgaan: Brian Molko van Placebo en zijn manager. Ze ontmoeten elkaar. Dat hij Jasper fantastisch vindt. En de manager wil zeker ‘eens praten’. “Meestal hoor ik daar niks meer van”, glimlacht Jasper. “Maar een dag later belde ze me.” En nu zit Jasper Steverlinck in dezelfde stal van Placebo. In Londen. Wereldtop. En dat na al een carrière om u tegen te zeggen met Arid. Niet te vergeten met Lembekenaar David Dupré op gitaar, Eeklonaar Filip Ros op bas en Bruggeling Steven Van Havere op drums. Op de laatste tournee beroerde Maarten Standaert de basnaren. “Gek genoeg en geheel toevallig ook iemand van deze streek”, zegt Jasper. “Maldegemnaar. Fantastische bassist.”

Robbie Williams

Maar wat dan gezegd van Peter Van de Veire? Als radiomaker net gehuldigd als Guinness Wereldrecordhouder Radiomaken. Wereldkampioen radio zeg maar. Was hij ook al jaren in eigen land. Er gaat geen poll voorbij of hij krijgt de titel beste radiomaker. Geheel terecht trouwens. “Nu heeft er net een Amerikaan het record verbroken”, lacht Peter. Niet meteen van plan om zijn stunt over te doen? Of toch? Zijn ogen twinkelen. Met Peter Van de Veire weet je nooit. “Ik had die drang om zanger te worden niet”, zegt Peter. “Maar wel heel erg de drang naar het podium. Al was het om met mijn bloot gat te zwaaien. Dat is eigenlijk allemaal begonnen binnen de Chiro van Waarschoot. Mijn leider Bart Roggeman had het idee opgevat om eens een alternatieve eucharistieviering in elkaar te steken voor het publiek. Daar in mijn wit kleed op het podium, achter het alternatieve altaar, is het voor mij begonnen. Ik vond het zo tof om verhalen te vertellen, mensen te entertainen, een zaal in vuur en vlam te zetten.” De stap naar het rockcircuit in zijn jonge dagen was logisch. “Er is toch iets veranderd in vergelijking met nu.”, verrast Peter. “Ik was toen verschrikkelijk geëngageerd. Ik wou goed doen. Geld verdienen was iets vies. Ik had de punkattitude. Op mijn 14 jaar werd ik voor het eerst geconfronteerd met The Sex Pistols en ik wou met muziek strijden voor rechtvaardigheid. Zelfs geflirt met communisme in die dagen. Marx.” Hij lacht. “Wij zaten met onze groep The Uglies echt in een soort hardcore punkscene. Ik schreef ook in een fanzine in Eeklo. United we stand. We deden interviews per post. Behoorlijk geschift allemaal.” Jasper en ik zijn enthousiast, want we zien ze nog voor ons: The Uglies. Met drummer Tijl Landuyt, gitarist Thomas Lootens en bassist (nu Waarschoots cafébaas) Jean-Pol Gevaert. Een belevenis. Entertainment. Waanzin. Dirty Scums. Martens, jij ouwe rukker. Er is eigenlijk weinig veranderd aan Peters attitude, maar goed. We dromen weg. “Jij had zo machtig lied geschreven”, herinnert Jasper zich. Hij had gestreden voor de koning en voor zijn vaderland, hij bleef net als alle anderen verlaten aan de kant. Ik heb die cassette nog” Ik ook. Een lied over een bestaande Waarschootse figuur. Zatte Jules. Ex-Koreastrijder. Wereldsong. “In die zelfde periode zag ik ook je eerste groepje Kaya”, repliceert Peter. “We hadden jullie geboekt voor Vrotrock, het festival van de speelpleinwerking VP in Waarschoot.” Een festival dat door Peter zelf uit de grond werd gestampt en altijd op de zondagavond van Pasen werd gehouden in zaal Artevelde. “Uw groep begon te spelen. Ik vond het niet bijster goed. Tot jij begon te zingen. Iedereen perplex.” Mooie tijden. En daar is de entertainer Peter Van De Veire geboren. De man die probleemloos de uitgelaten Robbie Williamsen van deze wereld op ons TV-scherm tovert.

Belcanto

Tijd voor de vraag: hoe voed je talent? “Hard werken”, reageert Peter Van De Veire. “En voor uw zaak staan.” Ik merk terecht egelstelling. Want ik weet hoe rockers als mezelf schamper doen over MNM bijvoorbeeld. “Precies. Ik denk dat wij nochtans als radiozender ook heel veel doen voor talent. Ik denk aan DJ contests of showcases die we organiseren. Het is ook zo dat de jonge gasten er een heel brede muzieksmaak op nahouden. Ik zie dat aan mijn eigen dochters. Zij zitten, in tegenstelling met onze generatie, niet opgesloten in vakjes maar proeven terecht heel breed van wat plezant. Zowel Edith Piaf, de nieuwste hippe Werchteract als een lekker verfrissende rave kunnen hen bekoren. Op het moment dat ik kies voor MNM na Studio Brussel word je wel eens aan het wankelen gebracht. Is het wel de juiste keuze? Maar het is gewoon een kwestie van jezelf te blijven en ook te geloven in de keuzes die je dan maakt. Laat niet los. Probeer. Probeer opnieuw. Blijf gaan. Ik geloof nogal in het Guido Belcantoprincipe. Ze hebben die mens uitgelachen en verguisd. Ze hebben er schamper over gedaan. Ze hebben hem weggemoffeld. Doodgeknuffeld als een curiosum. En hij is altijd heel koppig zijn eigen zelf gebleven. Tot op het punt dat ze hem nu in Nederland verheerlijken tot op het niveau van een André Hazes of een Ramses Shaffy. Fantastisch toch?” Punt gemaakt, vind ik. En excuses. Ik slik mijn MNM-vooroordelen meteen in. Beide heren zijn het er over eens dat het ook niet belangrijk is dat iedereen van je houdt. Sommigen zijn voor je, anderen tegen je. Zowel bij Peter Van De Veire als bij Jasper Steverlinck speelt dat behoorlijk. “Niet altijd gemakkelijk”, besluit Peter.

The Beatles

“Overtuiging”, zegt Jasper Steverlinck. “Er is een verschil tussen jezelf overschatten en weten dat iets kan als je er hard genoeg naar verlangt. Ik heb in The Voice soms tegen kandidaten gezegd dat ze ruwe diamanten zijn en dat ze er moesten naar streven om ook ruwe diamanten te blijven. Te veel polijsten is vaak nefast. Ik repeteer me ook niet kapot. Het is me al voorgevallen dat ik bijvoorbeeld voor Radio 1 een Beatlesnummer moet gaan doen ter plaatse en dat ik dat nummer, behalve de tekst, niet repeteer. Omdat ik dan denk dat het minder goed zal zijn, als ik het te veel voorbereid. Ik geloof nogal in dat spontane. In de magie van het moment.” Bij Jasper gaat overtuiging nog verder als we het over talent hebben. “De drang dat ik moet doen wat ik nu doe”, heet het. “Ik kampte vroeger met de ‘Fear of the Working Place’. Ik zat met de foute idee dat de wereld in één richting draait, en dat je als muzikant in een andere richting kunt stappen. Maar Peter heeft wel gelijk. Uiteindelijk moet je er keihard voor werken. Al bestaat over mij het misverstand van de ongelofelijk geschoolde zanger die nog steeds zanglessen volgt en zo. Dat is bij mij helemaal niet het geval. Ik kan gewoon zingen. Basta. Wie het omgekeerde beweert, heeft ongelijk.” Punt gemaakt. Alweer.

De wonderjaren

Terugblikken naar vroeger. “Ze Noiz”, steekt Peter Van de Veire van wal. “Dat was destijds iets waar ik toch behoorlijk stond van te kijken. Die zanger had echt de duivel in het gat. Die begeestering, da’s toch bewonderenswaardig. Het was ook de tijd dat die film over The Doors uitkwam. Ik vond Bart Van Den Bossche zo een beetje de regionale Jim Morrisson. Dat was indrukwekkend.” We worden even stil. “En Luc De Vos”, gaat Jasper verder. Ik had in die periode van Tierlantijntje toch het gevoel ‘something is happening here’. Die bands uit de buurt, wij leerden daar enorm veel van. Maar ik heb wel op een moment moeten de knop omdraaien en, zonder pretentieus te klinken, een stap hoger moeten zetten. Dan dien je wel beslissingen te nemen. Op het moment dat je weet ‘hier geraak ik niet mee verder’, moet je echt keuzes maken.” Peter kent het. “Ik zat bij AVS. Journalistiek. Regionaal. En op een bepaald moment is het kiezen tussen de comfortzone of een stap vooruit in het leven. Ik heb die stap naar de toenmalige BRT heel erg gewild en bewerkstelligd. Maar het is niet gemakkelijk geweest. Net zoals mijn overstap naar MNM ook doorzettingsvermogen heeft gevergd. Wat doet die nu? Dat vragen mensen zich af. Ik ken het. Maar dan moet je je hart volgen, zo is het. Dat komt een paar keer terug in je leven, hoor.” De wonderjaren blijven niet duren. “Nee, maar het blijft wel spannend”, is de conclusie. “Ik heb dat ook altijd een beetje op mij af laten komen. Toen ik bij BRT begon, dacht ik na Ketnet eerder in de richting van nieuwsredactie of nieuwsanker. Het is entertainment op TV en veel radio geworden. En met veel goesting. Een wondere wereld. Je kunt niet alles uitstippelen. Sommige dingen gebeuren gewoon.”

De perfecte popsong

Ik laat even hun beider wenkbrauwen fronsen. Is Mia van Gorky de beste song aller tijden? “Heel zeker een nummer met geschiedenis”, orakelt radiomaker Peter Van de Veire. “Het was een B-kant. En het nummer is langzaam de lijst van Tijdloze 100 omhoog gekropen. Het heeft een beetje een rare structuur. Het is ook het nummer ‘van ons’. Heel begrijpelijk voor de luisteraar. Je kunt je er van alles bij voorstellen. Het gaat wellicht over liefde, het heeft iets puberaals en het bevat dat Oedipoescomplex waar Vos mee kampt.” Dat laatste is nauwelijks maar toch een ietsiepietsie als grap bedoeld. “Mensen verstaan dat lied”, pikt Jasper in. “In dat nummer zijn alle elementjes van de puzzel op de juiste plaats gevallen. Die vertelkracht van Vos erbij gerekend en dat culmineert in een prachtig lied. Voor mij is dat zoals Bruce Springsteen met zijn nummers doet. Hij vertelt niet het volledige verhaal. Je moet er een deel bij verzinnen en dat maakt het razend interessant. Zo maak je tijdloze muziek.” En wat is dan eigenlijk de perfecte popsong? Ik zorg voor verwarring. “Voor mij op MNM is dat bijvoorbeeld . Balada van Gusttavo Lima die tijdens deze zomervan 2012 voor een enorme wereldhit zorgt. Dat lied maakt gelukkig, al weet je bij God niet waarover de zanger het heeft. Weet je, dat is zo enorm subjectief. Veel mensen vinden dat zo goed, dus is het goed. Meer is het niet. Er bestaan formules om hits te maken. Maar ik denk niet dat ze werken. Het gaat over een gevoel.” Jasper Steverlinck wil een definitie van de term popsong. Ik blijf hem het antwoord schuldig. “Balada is pop. Dus is het een popsong. Terwijl voor mij de perfect popsong als songwriter wel een heel opbeurend kan hebben, maar ook altijd een donker kantje moet hebben. Write God into sadness. Nick Cave.” Lachje. “Dos Cervezas van Tom Waes heeft Vlaanderen en Nederland veroverd. Maar ik durf het toch niet de perfecte popsong noemen. Ik hou het dan toch liever op ‘Light my fire’, wat op zich ook een lichtvoetig nummer is maar het krijgt door de stem van Jim Morrisson wel een donker kantje. Moeilijke discussie.”

Rock Rally

We komen bij de media terecht. “Radio blijft zeer belangrijk voor een groep om zich te promoten”, weet Jasper Steverlinck. “Op het vlak van ontwikkelen van eigen talent heeft Studio Brussel nog steeds een belangrijke rol te spelen.” En volgens Peter mogen we daar gerust JIM TV aan toevoegen. Al stipt hij hier ook nog eens zijn eigen zender MNM aan. “Brede media als radio en TV zorgen ervoor dat muzikanten of performers ruim bekend worden. Bekijk het als een katalysator voor succes”, zegt Peter. “Ik wil hier ook nog eens verwijzen naar de rol van Humo’s Rock Rally. Ik heb dat enkele keren gepresenteerd. Ik had toen wel mijn reserves tegenover dat concept. Al helemaal toen ik wist dat in de jury Charly Poel zat , een al wat oudere muziekjournalist. Ik had zo mijn reserves want hoe kon hij nu naar die muziek van jonge gasten luisteren met het oor van een jonge gast. Tot ik met Charly daar over gesproken heb, aan de toog na een wedstrijdavond. Dan merk je dat zo iemand heel vooruitstrevende ideeën en een heel open blik heeft op dat popgebeuren in ons land en in Europa. En nu weet ik zeker dat je echt wel zulke mensen nodig hebt om het talent van eigen bodem te spotten en omhoog te tillen. Ik heb daar op dat vlak veel bijgeleerd, moet ik zeggen.” Het succes van School is Cool spreekt alvast boekdelen, wat dat betreft.

Real talent

Jasper knikt. “Peter heeft gelijk. Maar we moeten ook toegeven dat er in de muziekindustrie veel veranderd is. De platenfirma van nu is geen platenproducent meer maar een doorgeefluik naar grote en interessante podia. De jongen gasten die zich nu op de markt begeven, kunnen werkelijk alles: muziekinstrument bespelen, songs schrijven, producen, mixen, eigen video’s in elkaar knutselen, noem het op. Met een iPhone maak je een professionele clip. Ik denk dat binnen die mogelijkheden veel kan, maar talent drijft nog meer boven dan vroeger. Ik ben een echte ‘believer’ in ‘real talent’. Trixie Whitley bijvoorbeeld. Dat liegt niet, hoor, wanneer je haar ziet optreden. Zelf tracht ik beide werelden te combineren. Als ik met mijn kameraad Lars Van Bambost, gitarist van Noordkaap, zit te jammen dan werken wij nog heel ‘old school’. Echt repeteren, akkoordenschema’s zoeken, een zanglijn vinden en er dan een tekst op schrijven. Als ik met mijn broer Jeroen dingen doe die meer in de dance wereld zit, dan werkt dat heel anders. Dan werken we met soundscapes en toveren we met geluidsarchitectuur, bij wijze van spreken. Dat is productie. De gemeenschappelijke deler van mij en mijn broer is hiphop. Ik liet materiaal van ons vorserswerk in de studio aan mijn managementsbureau in Londen horen en ze waren heel enthousiast. Terwijl het brengen van rocksongs ook nog steeds mijn ambitie is. Ik heb nu thuis een beetje mijn eigen studio en nodig heel graag bevriende muzikanten uit om te exeperimenteren.” Afwachten wat Jasper doet bij zijn nieuw Brits management. “Ook voor mij. Maar ik zie het zitten. We hebben er lang over gepraat. Goed over nagedacht. Nu zet ik de stap.” En Arid? “Een groot vraagteken. Die mogelijkheid hou ik open. Net zoals toen ik mijn eerste soloplaat maakte. En toen zijn we ook opnieuw samen gekomen. Trouwens, in Wallonië is Arid waanzinnig populair. Het is er destijds voor ons ook allemaal begonnen, op Radio 21. Dus als we de draad opnieuw oppikken, zal het daar zijn. Maar nu focus ik vooral op het avontuur in Londen.”

Rad van Fortuin

De toekomst lonkt. Peter Van de Veire laat het op zich afkomen. “Ik vond het Rad van Fortuin altijd het meest perfecte TV-programma. Daar droom ik nog van.” Hij méént het. “Ik heb het gevoel dat dit verhaal van entertainment, breed radio en TV maken voor mij nog helemaal niet op het einde is. Ik denk wel aan nieuwe en zogenaamd serieuzere concepten. Maar wat ik nu allemaal kan doen, is nog altijd heel boeiend. Ik ga een uitdagend seizoen ochtendradio tegemoet.” Na het interview mailen Peter en ik nog een beetje over en weer. “Jasper is één van de meest onderschatte artiesten van ons land. Laat het een Duitser of een Amerikaan zijn en dat is een wereldster. Maar wij zijn op dat vlak zo’n ongelofelijke onnozelaars op dit stuk grond.” En ik denk dat die opmerking ook een beetje voor Peter Van de Veire zelf geldt. Conclusie? Beiden voetjes op de grond en respect voor waar ze vandaan komen. Dat siert hen.

(Nummer van Ze Noiz, Shooting on Downtown Trains, 1990, vertaling door Woesten)

(uit het boek ‘Cirque Constance’s Rock ‘n’ roll Niemandsland’, 2012, tekst Bart Van Damme, productie Tim Bottelberghe, artwork Jos Notteboom, fotografie Dominiek Claeys, eindredactie Pablo Smet)

We zingen het lied van de vrijheid, als Adelaars, beloofd!

Wat Woesten wenst

“Fred heeft me iets geleerd: doe voort!”

De crimineel Netanyahu heeft met dank aan Hamas Gaza bijna helemaal met de grond gelijk gemaakt. In Londen bidden vele duizenden dat het stopt. In Kiev vieren vele duizenden Kerstmis op onze 25ste december omdat de gek in Moskou twee jaar geleden gestart is wat niemand voor waarheid hield. En in de Verenigde Staten mogen we ons voorbereiden op hetgene dat we ons ook niet kunnen voorstellen, namelijk dat een Adolf Hitler zonder verstand en zonder moreel kompas voor de tweede keer aan het stuur komt van onze Westerse wereld. Ondertussen waait de wind over het Meetjesland en maak ik me klaar voor een gezellige kerstavond.

Moeilijke jaren

Het zijn moeilijke jaren geweest. Ook voor Woesten. We timmeren, we ploeteren, we schrijven, we proberen elkaar graag te zien en dat lukt niet altijd zoals het hoort. We gaan op de markt gaan staan in Kaprijke en mijn beste maat Fred komt daarvoor met een groot hart van Waregem om zoveel mogelijk centjes in ons lege spaarpotje te krijgen om de volgende jaren verder te kunnen rocken. Maar we regenen weg en toch blijft de inzet van onze drummer op zo’n niveau doorgaan, dat ik er verdorie weemoedig bij word. Nog eens 7 vinylplaten verkocht. Niet opgeven, zegt hij. Het komt goed. En ik moet tot scha en schande bekennen dat hij gelijk heeft, de moedigste man van onze band. Ik zelf kom uit een periode van twijfels, ook professioneel maar ook als muzikant en creatieve ziel. De gevolgen van corona? Wie zal het zeggen? Poetin zijn schuld? Kan ook. Maar Fred heeft me iets geleerd: doe voort. Die inzichten kwamen bij me op na een akoestische repetitie bij onze gitarist Elia, mijn Paul McCartney, mijn Noël, mijn Edge. Na een leuk gesprek over muziek.

Gazanen aller lande

Ik ben zeker dat er Gazanen zijn die er ook volgende week of volgende maand nog iets van trachten te maken. Ik ben er zeker van dat we de Russen, niet hun regime, ooit nog omarmen als broeders om een sociaal-democratisch en vrij rijk te creëren van Santiago de Compostela tot Vladivostok. Als drakendoders blijven we strijden en het lied van de vrijheid zingen. Woesten geeft natuurlijk niet op. En u ook niet, lieve lezer. Wij weten dat kanker, een slechter gehoor of zichtsvermogen, ruzie met uw familie, angst en miskende liefde u kwellen. Ons ook. Soms. En dan weer niet. Maar we moeten vooruit en dat gaan we doen: in 2024 en de jaren erna. En heel af en toe zult u ons zien staan, ergens te (Meetjes)lande, op een podium. Dan zingen we het lied van de vrijheid, als Adelaars. Beloofd. (Gelukkig nieuwjaar)

Nadenken over Echo, The Bunnymen en The Edge

“Jezus, is het dat maar? Kom bij ons eens kijken.”

Will Sergeant en The Edge verschijnen samen op een foto. Sociale media. Ik reageer. Iets over de felle muil van Ian McCulloch en zijn hilarische quotes over den Bono. Over dat ze elkander gaarne zien, uiteindelijk. Dat U2 de wereld wou veroveren. Dat Echo & The Bunnymen in die dagen the real deal was. Dat Simple Minds bombastisch en The Virgin Prunes als fundi’s dat allemaal onderbouwden maar wij vooral The Joshua Tree en de trabantjes bij de gevallen muur van Berlijn herinneren.

Het Veerleplein en Augustijn

Een dag later krijg ik van broeder Zuckerberg te horen dat de Echo & The Bunnymen-pagina op zoek is naar tributebands die the real deal uitdragen zoals vele Joeys, Luc De Vossen, Raimundo’s Van Het Groenewoud, Freddie’s Met Curry, George Michaels, veel te weinig Madonna’s en al te veel diep purperen Metallicaboys dat doen in kopie van hun respectievelijke helden. Dat ge niet meer naar de Gentse Feesten kunt gaan zonder ‘I will follow’ te horen van het Veerleplein tot en met de Korenmarkt, bedenk ik me.

Pover gevecht

Will Sergeant en The Edge zijn vrienden en bewonderen elkaar. En waarom, vraag ik me af? Heeft Echozanger Ian McCulloch niet geprobeerd om het Beatles & Stones dilemma opnieuw in het leven te roepen? En was dat geen pover gevecht, commercieel qua intentie bovendien, ten opzichte van Oasis & Blur die weliswaar openlijk vijanden zijn maar volgens mij nog steeds tijdens rock ‘n’ roll-feestjes met elkaar de vrije liefde bedrijven wanneer het lot hen samen brengt? Of ten opzichte van de show die Liam en Noel opvoeren, tot op de dag van vandaag? Two brothers in arms? De pest en de cholera. De zon en de maan. Hoe gaat dat op het familiefeest, vraag ik me af? En ja. Het zijn die mannen die wij desperaat ‘achter doen’ (naäpen) om toch een beetje plek te krijgen op Vlaamse podia.

Bruno Deneckere

Wel beste mensen, noem mij een ego maar aan dat spelletje doe ik niet mee. Geef mij maar een Bruno Deneckeren die met eigen liederen gelijk welk publiek meekrijgt in zijn country & blues. Of Goes, miljaarde. Had ik godverdomme maar die mannen hun talent. Het zij zo. Ik werk ook hard. Alleen, de broek gaat niet van onze reet. Oh, neen. Met ons groepje doen wij die toegeving niet. Gentse Feesten of geen Gentse feesten. Bruegelkermis of Hallo in het Park, het verhaal komt uit onze eigen ziel, de song zal beïnvloed zijn van Dylan tot Gallagher maar, bijna steeds, uit de eigen pen gekropen zijn. En als ik dan zo’n tribute mee maak ergens Vlaanderen kan ik wel onder de indruk zijn van de muzikale capaciteiten van zo’n coverband maar denk ik altijd stilletjes meewarig luidop: “Jezus, is het dat maar? Kom bij ons eens kijken.”

Pretentie

En ik zeg dat zonder enige pretentie. En dan nog. So what? Enfin, de tijden zijn gekeerd. De songwriters moeten nu op de boerenmarkt met een platenspeler en een fucking pensenkermis gaan staan om hun plaatje kwijt te kunnen. De covergroep staat op de grote podia en krijgt het applaus dat Bono al krijgt en ook verdient. Zo is het leven. Zo ook de dood. Amen.

Bye Bye Constance

“We kennen het, sans rancune.”

Eh bien, oui. Ik denk dat we definitief afscheid genomen hebben van Cirque Constance, het festival. De beweging? Ook. Een beetje.

Summerbummer

Er is wel wat achtergelaten, schatjes: een Angär, een boerenmarkt, een wedstrijd waar toffe bands uit groeiden, Summerbummerdownerdrone maar geen mens die weet wat dàt betekent behalve een bunkeroptreden om u tegen te zeggen, een boek, vrienden, een teloorgegaan muziekplatform, een brouwerij, een ander Kaprijke en een ander Meetjesland. Onder andere. Ik vergeet veel. Woesten zelfs. Zonder Cirque Constance geen ontmoeting met mijn geniale rechterarm, de gitarist van Novis, Elia. Daar stonden we dan. Na 19 jaar. Naar goede gewoonte op een ondankbare plek. No hugs from N9, we kennen het, sans rancune. Maar voor ons misschien wel de méést interessante plek, want we moesten écht vechten om liefde en dat doen wij zo graag. We konden harten veroveren. Zo vroeg al. In de ochtend. Merci Mich! Merci Elke! Prachtig zijn jullie. Constance ès goe zat, ze zwoait mee eur bluut gat, losjes in de blouse, zwoai ze méé eur loezen… Allemaal meegemaakt, die dag. Gebald in één weekend, in 19 jaar, die we voor het gemak een jubilee 20 gemaakt hebben. Want van het eerste leugentje valt een Wever niet dood.

Koen!

Onze voorzitter wel, Koen stopt. Hero! Le président est mort, vive le président! Voor mij het duidelijkste bewijs dat Constance op pensioen gaat. Binnen vier jaar ons dertigste vieren? Of in het jaar dertig ons honderdste? Het zal er niet meer van komen. Maar welke trip hebben we niet beleefd? Sinds 2004, baby! En vooral deze laatste drie dagen, nu in 2023. Op vrijdagavond vielen alle kleuren en sferen als perfecte puzzelstukjes in elkaar. Die Pony’s, man! Manu jongen. Willems. Wat een concullega’s! Heidrun & Devastatiön! Let op de umlaut. En Primal Creation, pure klasse. Tranen bij Synthetic Dream. Günther Haegeman, wat een held. Het vuur door de schouw. De brandende paletten. Ik vergeet dit nooit. De naar soep ruikende kruiden, het zelf gebrouwen gerstenat. De Pieuws. Misschien dat ik dat laatste wel uit mijn geheugen ban. On verra.

Pieuws en Bavik

De zaterdag was niet anders. De regen kwam. Bij bakken. En de tap begon overdreven te schuimen. De Pieuws en Bavik vloeiden bij beken. De Porn Pub draaide als nooit tevoren. Angärde Bieren vielen in de smaak, ook in Leffe-glazen… zelfs. En zanger Jonathan van River Runs Red liet ons verstaan dat het ernstig was. What a gig! Hier zou geschiedenis geschreven worden. Ik was er net niet bij Goes & Goes, ik noteer Milvus, Hoor, The Fur, Idealus Maximus en Karibu O. Maar ik onthou nog meer de topact Stadt, droom van de voorzitter, die bracht waarvoor het gekomen was: de legende. Na Vandal X het beste optreden ooit op Cirque. Mijn mening. Alleen The BDSS MTHRFCKRS konden hier nog boven gaan. Je ne sais pas. Ik was er niet meer. Sommigen zeggen van wel, sommige anderen van niet. I withdraw from the jury, baby. Maar die kleuren, die geuren,… de lieve, schone en lelijke mensen, die… te veel klanken én dranken. Dàt neem ik mee. In mijn geheugen. In mijn Heilige Schrift. Ik zou zeggen: op naar een volgende keer! Maar die, vrees ik, komt niet weer.

Brieven uit Zottegem

“En de Goeskes kennende was het vaak ook one shot, zonder herbeginnen.”

Op zondagavond naar Zottegem. Tot net voor het optreden nog geen kat te zien. Rechtover waar de man van mijn nichtje werkt. Haar gezin komt opdagen. En dan plots de ene na de andere. De hemel klaart op. Pasta & Blues van de wereldberoemde Filip Morre. More blues! More pasta. En het avondje rockt en schuifelt. De laatste drie nummers wandelen Goes & Goes binnen. Het is zo’n moment dat alle puzzelstukjes op het einde van het spel toch in elkaar vallen. Daar zijn wij voor gemaakt. De mensheid. Dat denken wij toch.

Twijfel

Goes & Goes durven dat laatste muzikaal al eens in twijfel trekken. Van het eerste Sleins van Aardvark tot nu heeft Michel Goessens aan die boom geschud. Het kan ook lelijk mis gaan. Laatst mocht ik op audiëntie naar de Reibroekstraat en luisterde ik de eerste keer naar zijn nieuwe plaat. Duister, herinner ik me. Storytelling. Waar ik van hou. En die pure drum van Natan. Ook zo opgenomen door Peter Van De Veire van Yellow Tape zo zuiver en zo natuurlijk mogelijk gereproduceerd, geobsedeerd als hij is door de juiste micro en de meest analoge perfectie van zijn ambacht. Dat hoort een mens.

Eeuwigheid

Ge moet weten. Elke track op die plaat is een one-taker. Van A tot Z ingespeeld en ingeblikt. En de Goeskes kennende was het vaak ook one shot, zonder herbeginnen. Bij mijn weten hebben alleen The Black Crowes hen dat voorgedaan, maar die zijn wel met een stevig orkest wat het nog complexer maakt. Alleen: elke nuance, elke subtiele streep, is er één voor de eeuwigheid. Dat maakt het beluisteren maf.

Bob

Het was die avond in de Reibroekstraat dat uw dienaar over vinyl begon en over Dunk!Records in Zottegem. Een aloude droom van de drummer van Woesten. En mijn hersenspinsel van hoe we dat project ooit betaald zouden krijgen. Ik vertelde Michel ook over mijn Marley, de pick-up die ik kocht bij Loete-Versluys in Waarschoot. Wacht, ik draai de plaat nog eens om. Marley, dus. Prachtig stukje techniek uit Jamaïca, fabriek van de zoon van. Sinds mijn Marley herbeluister ik mijn overleden vader, zijn collectie. Ik surf tussen Edith Piaf, Elvis en Johnny Cash, tussen mijn eigen U2 en Springsteen en de Deep Purple-platen van mijn schoonbroer Alain. En ja, af en toe, met een héél lage frequentie of na een optreden koop ik eens wat vinyl bij.

Museum

De singles in mijn jukebox, de elpees en maxi’s tot in mijn tuin toe waar ook boxen aangesloten zijn op mijn high end Artsound-installatie, gekocht toen ik nog niet wist dat mijn schoolkameraad Michaël Bingé daar zaakvoerder van was. Ik pleitte voor de beleving van muziek bij Michel. Voor de échtheid van vinyl, voor de plek in ons Goestenmuseum en dat, met die muzikale warmte van bij Yellow Tape, dit wel vroeg om vinyl.

Duister

Veertien dagen lag de zwarte plaat er. Zwart, natuurlijk. “Genen dèj”, daar waren we het beiden over eens. Platen moeten zwart zijn. Pikzwart in Goessens zijn geval. Ik weet waarom. Al was zijn muziek bij Invoice en Aardvark ook al pikzwart, hoor. Michel houdt van entertainment maar er mag al eens een traan geplengd worden en een halve zot worden doodgeslagen. Dit is een eindplaat die er waarschijnlijk geen zal zijn. Een requiem in de reeks requiems die hij al bij elkaar schreef. En bovendien met een ondertoon van een stil genie, zijn eigenste zoon Natan die de internationale blueswereld bestormt, God hebbe onze ziel miljaarde.

Duiven

Michel schuwt alweer de grote onderwerpen niet. De vluchtelingenproblematiek, de dood, de maagzweer, de duiven die naar Arras vliegen, onuitspreekbare woorden die een normaal mens in de Van Dale overslaat. Dat soort belangrijke dingen. En wa pakte mee? Ik ga er niet veel over zeggen. Ik ken zijn mama en papa goed. Zijn vader was ooit mijn trainer bij FC Sint-Joris. Arme Fernand. Meer kan ik er niet over kwijt. (Uw dienaar proest het uit)

Om een lang verhaal kort te maken: ik heb de vinyl van Goes & Goes in Zottegem gekocht.

Nadenken over bevers in de polder

“Waas en gefrons op mijn wenkbrauwen”

Ik doolde door de polders van Kruibeke toen een gids ons confronteerde met het werk van een bever. Op een boogscheut van Antwerpen bijt een beest dat ik toeschrijf aan Canada of de toendra een knotwilg van één meter diameter door en als ik de gids moet geloven doet die kerel dat op één nacht tijd. Ondertussen zwemt ook de otter in het gebied maar om dat te bewijzen zijn het aantal aanwijzingen miniem maar reëel. Alleen, een wandeling in Kruibeke zal geen confrontatie met de otter opleveren. Extreem schuw. Ook de bever krijg je niet te zien. Beslist niet.

Biddende leeuweriken

Reeën, ja, dat wel. Ge gaat de parking van de sporthal in Bazel af en reeën lachen je toe, net als fazanten, biddende leeuweriken en speurende buizerds boven de Rupelmondse kreek. Waas en gefrons op mijn wenkbrauwen. Het Vlaamse canon doemt op voor jouw neus en ontevredenheid over onnozelheden is wat ons rest. Terwijl een land als Saeftinghe, het Zwin en een dorp als Watervliet voor mij voldoende tot de verbeelding spreken om mij nachten wakker te houden en prachtige teksten als deze te schrijven. Mensen, we verdoen onze tijd aan zagen en chicaneren terwijl de wildernis daar is, onder onze neus, dichtbij een heerlijk restaurant of een café waar cafébazen nog praten met de mensen. Ik had vandaag het voorrecht een denkoefening te doen over het imago van een stad als Eeklo en, geloof me, een mens wordt daar moe van. Moedeloos bij momenten. Maar ik moest ’s avonds met mijn echtgenote heus niet ver dwalen om, opnieuw, reeën te zien. Ik weet dat het niet waar is, maar ook de wolf is nu nabij.

Vlaanderen mijn zand

Het verhaal van Vlaanderen is dat we onze ogen moeten open doen. Het is nu beter dan vroeger. We zijn nu beter af dan toen ik klein was. Om maar iets te zeggen. De foto is mooier. Er kan gewoon veel meer. In Oekraïne worden mensen door hun broedervolk naar de verdoemenis geschoten en wij leven in het fucking paradijs. Laten we zingen als de zanger van Woesten en zijn prachtige toetsenist die het vocaal nog zoveel beter doet. Laat ons de hemel aanraken zoals Michelangelo in de Sixtijnse Kapel en onze gitarist Elia op de komende vinylplaat na de festiviteiten van 10 jaar WSTN. Laat ons bonken op de drum & bass van Fred en Tsjoelle. Laat ons bidden tot de Heer en nostalgisch een traan laten bij de gedachte dat ergens in de hemel een op zijn luit tokkelende jongen uit Wippelgem, Arno of Thé Lau met een schorre stem ons moed aan het indrinken is. Allemaal zo nutteloos. En tegelijk allemaal zo interessant.

Madrid 11 maart 2004 Atocha

“De magie van het repetitiekot”

Er is één stad op aarde waar ik me effectief thuis mag voelen. Madrid. Ik kwam er als kind. Ging er met een goede vriend en mijn vrouw dolen en me vergapen aan de Guernica van Pablo Picasso. Ik liep er met mijn dochters langsheen de Rio Manzanares waar het imposante stadion van Atlético staat en dwaalde door Atocha, het station dat werd geterroriseerd door Al Quaeda, niet zo gek lang nadat ze de Twin Towers plat legden. Sindsdien lijkt het geweld niet op te houden en heeft het zich in onze perceptie verlegd naar Kyiv, Bucha, Bakhmut en Marioepol waar het ene volk met een waanidee van superioriteit hun voormalig broedervolk lukraak zonder echt doel en met de enige bedoeling te kwetsen dagelijks bestookt met bommen. Niet om aan te zien. Het doet me wat en daar schrijf ik over.

Ik heb het geluk dat ik dat al tien jaar mag doen met dezelfde kerels. En het is bij toeval, tijdens een lenteschoonmaak op zoek naar sporen van een verloren vriend, dat onze gitarist Elia De Mey stootte op deze repetitieopname van in het begin, toen Woesten nog mooi, jong en sexy was en toen de dieren nog spraken. We leven in ons luilekkerland en we denken dat de jaren voorbijvliegen, zonder dat er iets gebeurt maar niets is minder waar. Deze song bewijst het. Veel luisterplezier en hou een beetje afstand van de opnamekwaliteit.

Het hoofd in de wolken

“Een spiegel, een festijn”

Mijn hoofd in de wolken. Ik dwaal. Ik vlieg. Als een adelaar. Zo voel ik me de laatste tijd. Ik ben er niet altijd bij. Instant triest en gekwetst maar ter gelijker tijd zwevend in de fantasiewereld waar ik me thuis voel. De Bourgondiërs in Vlaanderen. In de Huysmanhoeve, waar ik bijna dagelijks vertoef, heeft de Eeklose kunstenaar-ambachtsman Joris Vroye, die naam alleen al, de Pleuranten nagemaakt die in de Bourgondische hoofdstad Dijon het graf sieren van Jan Zonder Vrees. Hij is de Graaf Jan van de gelijknamige dijk die door de Meetjeslandse polders snijdt als robuust schild tegen de woeste wateren van de Honte, die eeuwenoude Scheldemond die ons voedt en ons pijnigt.

Klederen aan

Woensdagavond moest ik met de deerne even op pad om uit te blazen van het agressieve mailverkeer, het pestgedrag en machtspelletjes waar iedereen wel al eens mee geconfronteerd wordt in zijn leven. Gelukkig zijn er rondom mij ook veel beschermende armen en opbeurende woordjes die mij het trieste bestaan van sommigen leren relativeren. We zaten in het strandhuis Puur in Groede, met al onze klederen aan, te turen richting Vlissingen en Walcheren. En om de haverklap passeerde een oceaanreus ons blikveld. Op elke boot een ander verhaal, een andere vlag die de lading dekt, mensen die reizen om te werken en om te leren, havens die in- en uitademen. Een lekker bordje skrei, een portie frietjes en een gemberthee later zakten we via Watervliet opnieuw naar ’t Vlaanderenland af om te bekomen. Ik nam een boek ter hand en op de kaft stond ‘Margriete’ geschreven, de voornaam van mijn grootmoeder. Telkens ik het woord of de bloem zie, moet ik aan haar denken.

Margriete

En ze was al twee decennia heengegaan toen ik nu al bijna acht jaar geleden op de vooravond van het overlijden van mijn vader haar in een droom, als levensecht, gesproken heb. Voorwaar ik zeg u, toeval bestaat niet. Want ik kon die nacht niet weten dat ik daags nadien afscheid zou moeten nemen van mijn vader. “Ik zie ze lachen in de wolken, een spiegel, een festijn. Maar ’s avonds hoor ik ze roepen, krijsen in de woestijn”, zing ik ergens. En het is waar, het verleden achtervolgt ons. Vandaar mijn adoratie voor die Bourgondiërs. In het boek ‘Margriete’ laat schrijfster Kathleen Vereecken me kennis maken met de wereld achter het Lam Gods, waar ik nog niet zo lang geleden met mijn partner-in-crime Peter Ysabie stond naar te kijken en Peter met grote gebaren niet alleen mij maar ook omstaanders kennis liet maken met het belang van Joos Vijd en diens madam Lysbette Borluut.

Wissekerke

Vijd is een naam als een klok in Beveren, het Zoete Waasland waar ik tegenwoordig al eens vertoef en één van die plekken is waar beschermende armen en opbeurende woordjes de dag vooruit helpen. Zo leerde ik Kasteel Wissekerke kennen en het dorpje Bazel. Ik wandelde vroeger al eens in de polders van Kruibeke. Na tweehonderd meter zag ik een ree en ik voelde me meteen thuis want tegenwoordig gaat er geen dag voorbij of vlakbij waar ik woon, spot ik reeën, buizerds en laatst zelfs een prachtige egel in mijn tuin. Dan ben ik nog meer in de wolken dan daarvoor. Het is heerlijk om daar te wezen. Maar ik placht er niet te veel naar te snakken, want dààr komen ongelukken van.

Foto: Joyce Verdonck